Werking van de tracheacanule
Een tracheacanule bestaat uit een buitencanule (deze blijft in de luchtpijp) en een binnencanule (deze kan regelmatig worden verwijderd of gewisseld, bijvoorbeeld i.v.m. reiniging).
Daarnaast zit er in de luchtpijp om de buitencanule een kleine ballon (genaamd de cuff) die kan worden opgeblazen met lucht. Hierdoor verloopt de ademhaling volledig via de canule. Speeksel en slijm dat onverhoopt in de luchtweg terecht komt bij verslikken blijft zo boven op de cuff liggen en kan niet verder doorlopen richting de longen. Dit verkleint de kans op een longontsteking.
Om te zorgen dat de buitenlucht gefilterd wordt en om uitdrogen te voorkomen wordt er een zogenoemde ‘kunstneus’ op de canule geplaatst.
Soms is het noodzakelijk om slijm uit de luchtwegen te verwijderen. De verpleegkundige zuigt hierbij slijm met een slangetje via de tracheacanule weg. Dit uitzuigen lokt meestal een hoestprikkel uit en geeft soms een benauwd gevoel. Bezoek wordt daarom meestal gevraagd tijdens deze handeling even op de gang te wachten.
Na het plaatsten van de canule verloopt de ademhaling, eventuele beademing of toediening van zuurstof niet meer via de neus of de mond, maar via de canule. Hierdoor kan het reukvermogen (tijdelijk) minder zijn.
De cuff is veelal opgeblazen. Doordat de uitademing niet meer langs de stembanden maar via de canule stroomt, is het dan niet mogelijk om te spreken, te persen of te blazen. Wanneer de cuff is opgeblazen mag er niet gegeten of gedronken worden. De slikbeweging wordt door de opgeblazen cuff bemoeilijkt. Daarnaast is de cuff een goede, maar geen 100% sluitende bescherming bij onverwacht verslikken.
(Bron: folder KNO-Rijnstate ZH)