Wanneer wordt een tracheacanule geplaatst?
Een tracheacanule wordt geplaatst wanneer de luchtweg ernstig belemmerd wordt, onder meer in onderstaande situaties:
• De beademing gaat lang duren. Een tracheacanule veroorzaakt minder irritatie van mond en keel en is daarom beter te verdragen.
• Het ontwennen van de beademing verloopt moeizaam. Met een tracheacanule is het ontwennen vaak makkelijker uitvoerbaar.
• Wanneer het ophoesten of wegslikken van slijm of speeksel niet lukt.
• Wanneer er sprake is van een sterk verminderd bewustzijn (bijvoorbeeld coma).
• Bij zwelling van de luchtweg na een operatie, ongeluk of bestraling.
• Bij een blokkade in de keel (bijvoorbeeld tumorgroei in mond/keelholte).
(Bron: folder KNO-Rijnstate ZH)