Opgaven 5 t/m 9

Opgaven 5 t/m 9       ..............................................................................................................

  Kennisvraag.
  1. Leg in eigen woorden uit wat variabelen zijn.
  2. Uit welke twee onderdelen bestaat een lineaire formule.
  3. Schrijf de vaste opbouw op die we gebruiken bij een lineaire formule (het formule voorschrift).

 

stapgrootte en begingetal.

Bekijk de lineaire formules hieronder. Schrijf van iedere formule de stapgrootte en het begingetal op. Je mag de tabel op het werkblad gebruiken

y = 2 + 3x        L = -2a + 6         R = 3b - 7        N = 2 + 4t        p = 12 - 4k

 

Formule begingetal Stapgrootte
y = 2 + 3x       2        +3
L = -2a + 6    
R = 3b - 7    
N = 2 + 4t    
p = 12 - 4k    

 

 

  Stapgrootte en begingetal in een tabel.

Bekijk de tabel hieronder.

  1. Lees het getal onder de nul in je tabel af, noteer het in je schrift. Dit noemen we het begingetal.
  2. Op je werkblad staat deze tabel ook afgebeeld. Zet hier de boogjes bij.
  3. Bereken de stapgrootte met: 
  4. Noteer de berekening en de stapgrootte in je schrift.

 

Regelmaat controleren

De tabel hierboven lijkt niet regelmatig, hij is het echter wel.

Op je werkblad staat de tabel ook afgebeeld.

  1. Zet de boogjes bij je tabel.
  2. Bereken per boogje het verschil.
  3. Maak nu de volgende deelsom:  

    .
  4. Wat valt je op als je per set boogjes de stapgrootte berekend?
  5. Lees ook het begingetal van de tabel af en noteer dit.

 

Stapgrootte en begingetal bij tabellen.

 

Bekijk de drie tabellen hieronder. Bij twee tabellen hoort een lineaire formule. Noteer van deze tabellen de stapgrootte en het begingetal.

 

  1. Op je werkblad staan deze tabellen ook afgebeeld. Zet hier de boogjes bij.
  2. Bereken de stapgrootte met: 
  3. Noteer de berekening en de stapgrootte in je schrift.