Grammatica: naamvallen
Ja, daar gaan we. je hebt het weleens gehoord van je moeder of broer. De naamvallen dat is zo moeilijk. Maar we gaan het toch doen. Wat zijn dat eigenlijk? En waar heb je het voor nodig?
In het Duits zijn er vier naamvallen:
De 1e naamval is vergelijkbaar met het onderwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde in het Nederlands.
De 2e naamval wordt nauwelijks gebruikt en meestal omschreven met het voorzetsel 'von' plus 3e naamval.
De 3e naamval is vergelijkbaar met het meewerkend voorwerp in het Nederlands.
De 4e naamval is vergelijkbaar met het lijdend voorwerp in het Nederlands.
Hier ga je alle naamvallen nog oefenen.
Verwerking
Maak een screenshot van het resultaat en zet deze in het Pages Typisch Deutsch Grammatik.
Opdracht 2: Schrijf de volgende zinnen over in een Pages document en vul bij A de juiste uitgangen en bij B de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in.
A. lidwoorden en bezittelijke voornaamwoorden
Mein... Schwester (v) macht ein... Reise (v) nach Deutschland.
D... Junge (m) kauft sein... Freund (m) ein... Eis (o).
D... Sportler (mv) haben d... Ziel (o) erreicht.
Wir haben unser... Oma (v) ein... Karte (v) geschickt.
Bringt ihr d... Großeltern (mv) ein... Souvenir (o) mit?
B. persoonlijke voornaamwoorden
(Wij) ... suchen (jullie) ... schon eine halbe Stunde.
Wo ist der Schlüssel? Gibst (jij) ... (hem) ... (aan mij) ... bitte?
Werdet (jullie) ... (ons) ... vermissen?
Ja, (ik) ... verstehe (u) ... .
Siehst (jij) ... (hem) ...?
Plaats het het Typische Deutsch Grammatik in Seesaw in het mapje 'Ontdekken' en 'Duits'.
Kopieer de link van je Seesaw-post en plak die in je tegeltje in Egodact onder het kopje " Uitvoering" mijn logboek en aantekeningen.