Week 4

 

Zwakke en sterke werkwoorden

Je hebt de vorige week de werkwoorden sein en haben geleerd. Deze moet je goed uit je hoofd weten.

Nu zijn de sterke en zwakke werkwoorden aan de beurt.

Zwakke werkwoorden worden regelmatig (= altijd hetzelfde) vervoegd. Dat maakt het makkelijker ze te leren. Om deze werkwoorden te kunnen vervoegen is het wel belangrijk de stam van het werkwoord te bepalen. Dat doe je in het Duits meestal door -en van het werkwoord af te halen. Sommige werkwoorden hebben geen -en maar alleen een -n als uitgang en wordt alleen de -n eraf gehaald.


Als je de stam van het werkwoord hebt bepaald is het alleen noodzakelijk de juiste uitgang te gebruiken. Omdat elke persoon een vaste uitgang heeft kun je deze gewoon leren. Zie de volgende pagina voor voorbeelden.

Het werkwoord spielen:

Sterke werkwoorden

Opdrachten

Maak de volgende oefeningen, maak een screenshot van het resultaat. Zet dit in Seesaw en een link in Egodact.

  1. Zwakke werkwoorden 1
  2. Zwakke werkwoorden 2
  3. Zwakke werkwoorden en sein
  4. Sterke werkwoorden
  5. Sterke werkwoorden

 

Ansichtskarte

 

Opdracht

 

Je schrijft weer een Ansichtskarte. Met de volgende onderwerpen:

Zet dit in Seesaw en een link in Egodact.