Koop een aantal chocoladerepen van verschillende merken.
Onderzoeksopdrachten
Bestudeer de chocoladeverpakkingen en maak een lijst met informatie die met wiskunde te maken heeft. Let daarbij alleen op de informatie die op de verpakking staat: teksten, symbolen (de letter e achter het gewicht) en getallen.
Neem de wiskundige zaken op de verpakking over, bijvoorbeeld de logo’s, jaartallen, grammen, kcal en percentages over de samenstelling, streepjescodes, jaartallen of de houdbaarheidsdatum.
Teken de logo’s na en beschrijf ze aan de hand van de wiskunde die je al kent (bijvoorbeeld de symmetrie van het logo).
Verwerking
Verwerkingsopdracht
Gebruik gegevens die je kunt vinden over bijvoorbeeld dieet, productie, milieu, groei om wiskundige berekeningen uit te voeren. Denk daarbij aan verhoudingstabellen en interpoleren en extrapoleren.
Deze berekeningen mogen gebaseerd zijn op feiten die je zelf hebt verzameld (bijvoorbeeld aan de hand van interviews met deskundigen of experimenten die je hebt gedaan) of online informatie.
Je kunt hiervoor onderstaande voorbeelden gebruiken, maar ze ook aanvullen met berekening die je zelf interessant vindt. Je kunt eventueel ook informatie halen uit de Bosatlas van het voedsel, pagina. 42 en 43: Cacao.
Wat is een kcal?
Wat zegt het gegeven dat de chocola 517 kcal per 100 gram bevat? Hoeveel kcal is dat voor andere hoeveelheden?
Wat is het verschil met de kcal in bijvoorbeeld een appel of een boterham?
Hoeveel kcal krijgt iemand op een dag binnen? Waar is dat van afhankelijk?
In welke landen wordt cacao verbouwd en hoeveel is bijvoorbeeld de export per land?
Hoeveel hectare grond is er nodig om cacao te verbouwen voor de hoeveelheid chocolade die jij per jaar eet?
Zijn er nog meer vragen bij je opkomen en die je ook nog wilt beantwoorden?
Experiment
Als je chocolade smelt, dan wordt hij weer hard als hij afkoelt.
Smelt verschillende hoeveelheden chocolade die je met verschillende hoeveelheden melk of water verdunt.
Hoeveel procent (of welk deel) van het mengsel moet uit toegevoegd water of melk bestaan, zodat het mengsel niet meer hard wordt als het weer afkoelt?
Kun je dat verklaren?
Terugkijker
Beantwoord voor deze quest na elke taak deze vragen om terug te kijken op de taak:
Hoelang heb je aan deze taak gewerkt?
Welke wiskunde kende je al en welke was nieuw?
Noem twee niet-wiskundige dingen die je van deze taak hebt geleerd.
In hoeverre ziet de leeropbrengst van deze taak in het vakje op jouw A0 poster er zo uit als je wilde? (Wat had je eventueel anders willen doen?)