De eerste glimlach verschijnt als de baby 6 à 8 weken is.
Rond 2 maanden maakt de baby comfortgeluidjes als teken van welbehagen. Nadien wordt dit een spelletje, waarbij de baby gedeelten van tong en mond laat meebewegen en gaat tateren. Hierdoor ontstaan nieuwe klanken zoals rrrrr en gggg. Het kind probeert van alles uit: verschillende toonhoogtes, roepen, grommen, krijsen, fluisteren, …
Een kind gaat brabbelen in een opeenvolging van dezelfde lettergrepen: ‘da-da-da’, ‘ma-ma-ma’,… In het begin doet het dat nog niet taalspecifiek. ‘Ma-ma-ma’ is wereldwijd te horen. Pas geleidelijk aan vallen de klanken af die het kind nooit in zijn omgeving hoort spreken en gebruikt het kind enkel nog klanken die in de moedertaal voorkomen.
Brabbelen --> is de fase in de taalverwerving waarin de baby spraakklanken oefent zonder dat ze tot betekenisvolle eenheden (woorden) kan samenvoegen.
Van symboolbewustzijn naar éénwoordzin
Klanken en woorden krijgen voor een baby steeds meer betekenis. Het kind krijgt door dat ‘mama’ staat voor een bepaalde persoon en dat ‘pop’ verwijst naar een bepaald ding. Dit noemen we symboolbewustzijn. Dit symboolbewustzijn komt als eerste tot uiting in het taalbegrip van het kind.
Voorbeeld; Als de opvoeder het kind bijvoorbeeld vraagt om een bal te pakken, pakt het kind de bal ook.
Rond zijn eerste verjaardag ontstaan de; 'éénwoordzinnen'.
Rond zijn tweede verjaardag ontstaan de; 'tweewoordzinnen' en kort daarop de 'driewoordzinnen'.