Theorie

Het laatste onderdeel van dit hoofdstuk zijn de trappen van vergelijking. Hierin worden ook de regels met als / dan meegenomen.

  1. De stellende trap noem je ook wel eens de eerste trap. Vergelijk het met een normale eigenschap/kenmerk etc.
  2. De vergrotende trap noem je ook de tweede trap. Dit kun je vergelijken met een grotere/duidelijker aanwezige eigenschap/kenmerk etc.
  3. De overtreffende trap wordt ook de derde trap genoemd. Dit houdt in dat de eigenschap/kenmerk etc. het meest extreem aanwezig is.

Bij vergelijkingen gebruik je vaak trappen van vergelijkingen en de woordjes als en dan. Met deze woorden maak je een vergelijking naar een ander persoon/plant/ding/situatie etc.

Bij de stellende trap gebruik je altijd het woordje als.

Bij de vergrotende trap gebruik je altijd het woordje dan.

 

 

 

 

  vorm van het woord als of dan ?
stellende trap (1e trap)

Schrijf het woord zo simpel mogelijk:

Tom is boos.

Noor is dapper.

Het zwembad is diep.

Met het woordje als:

Tom is even boos als ik.       

Noor is net zo dapper als Amir.

Het zwembad is even diep als het meer.

vergrotende trap (2e trap)

Zet achter het woord -er of -der:

Tom is bozer.

Noor is dapperder.

Het zwembad is dieper.

Met het woordje dan:

Tom is bozer dan ik.

Noor is dapperder dan Amir.

Het zwembad is dieper dan het meer.

overtreffende trap (3e trap)

1. Zet achter het woord -st

2. Als het woord op een -s eindigt, alleen een -t

3. Voor het woord moet je ALTIJD het of de schrijven.

 

Tom is het boost.

Noor is het dapperst.

Het zwembad is het diepst.

 

Uitzondering:

Een woord dat al op -st of -sch eindigt, krijgt geen -st erachter. Je gebruikt dan het woord (het) meest.

Naïma was het meest verrast.

 

 

De theorie kun je ook vinden in je boek op bladzijde 147.