4.3 Oorzaken en gevolgen van onderontwikkeling.
Interne oorzaken van armoede en onderontwikkeling in arme landen:
1. Slechte scholing. Kinderen moeten hun ouders vanaf jonge leeftijd helpen om geld te verdienen. Ze gaan niet naar school, dus kunnen ze meestal niet lezen of schrijven. Daarom zijn er veel analfabeten. Leraren zijn meestal niet goed opgeleid. Hierdoor is er een gebrek aan kennis voor verdere ontwikkeling.
2. Moeilijke natuurlijke omstandigheden. Er zijn weinig grondstoffen of een droog klimaat. Meestal zijn de bestaande grondstoffen voornamelijk in handen van westerse multinationals.
3. Handel afhankelijk van een of enkele producten. Als de cacao-oogst in Ghana of Ivoorkust mislukt, zullen deze landen zeer weinig export hebben en dus weinig inkomen.
4. Slechte infrastructuur. Dit maakt het moeilijk om goederen te vervoeren. Ook de levering van schoon drinkwater, aardgas, elektriciteit en internet is aan banden gelegd. Het binnenland is moeilijk te bereiken. Het is niet gemakkelijk voor moderne vracht om over hobbelige en modderige wegen en modderige plassen te reizen.
5. Veel rampen en conflicten. Deze landen kunnen zich niet voorbereiden op rampen, dus rampen veroorzaken meer verliezen dan rijke landen. Armoede en honger zijn ook bronnen van conflict. Daarom komen oorlogen vaker voor. Omdat de oorlog veel geld kost, staat het ontwikkeling in de weg. Dan wordt het ook de oorzaak.
6. Corruptie. Veel mensen die bij de overheid in dienst zijn, hebben een erg laag salaris en vragen extra geld van mensen die iets moeten regelen. Zelfs als het illegaal is. Zo kan onder andere gevaarlijk chemisch afval uit rijke landen in ontwikkelingslanden worden gedumpt.
7. Snel groeiende bevolking. De bevolking groeit sneller dan de voedselproductie. En ook sneller dan het aantal banen, scholen, ziekenhuizen, enz. Daarom moet voedsel worden gekocht. Dat kost geld ( wat eigelijk geinvesteerd moet worden in de economie).
Externe oorzaken van armoede en onderontwikkeling.
8. Protectiemaatregelen. Ontwikkelingslanden krijgen doorgaans te maken met beschermingsmaatregelen van grote handelsblokken en landen als de Europese Unie, de Verenigde Staten en Japan.
9. De verslechtering van de ruilvoet. De ruilvoet is: export op prijspeil: import op prijspeil. Vijf jaar geleden moest Ghana 1 ton cacaobonen exporteren om 2 machines te importeren. Nu moet het land 1,5 ton cacaobonen exporteren. Dit komt door dalende cacaoprijzen, stijgende machineprijzen of beide.
10. De internationale schuldpositie. De inkomens van ontwikkelingslanden zijn erg laag, ze moeten bijvoorbeeld veel uitgeven aan voedselimport. Dit gaat jaren zo door. Het land moet elk jaar geld lenen om alle uitgaven te dekken. Daardoor is de schuld van ontwikkelingslanden zo hoog geworden dat ze vaak meer rente moeten betalen dan ze verdienen aan export. Er is meestal geen geld meer om af te lossen, dus de schuld zal niet afnemen. Dit is de schuldenproblematiek waarmee veel ontwikkelingslanden worden geconfronteerd.
Gevolgen van onderontwikkeling
De gevolgen van onderontwikkeling kun je in vijf begrippen vatten:
1. Armoede: mensen zijn te arm om de eerste levensbehoeften te voorzien.
2. Werkloosheid: vanwege beperkte ontwikkeling is er bijna geen werk.
3. Lage levensverwachting: Door slechte medische omstandigheden sterven veel jonge kinderen, en gemiddeld worden de mensen niet oud.
4. Politieke instabiliteit: Veel rampen en conflicten maken het voor deze landen moeilijk om goed te worden beheerd. Daarnaast is er veel corruptie binnen de overheid.
5. Internationale schuldpositie: Meestal is er te weinig geld om rente over schulden te betalen. Er moet dus geld worden geleend, waardoor de schuld alleen maar toeneemt.