les 1: Ontwikkelingsstoornissen en NAH

les 1 NAH.pptx

KInderen met niet aangeboren hersenletsel

 

Niet aangeboren hersenletsel betekent alle schade aan de hersenen die na de geboorte is ontstaan. Het is een verzamelnaam voor veel uiteenlopende beperkingen. Het hangt er namelijk maar net vanaf hoe groot de beschadiging is en waar deze in je hersenen zit. 

Er kan sprake zijn van:

1. Cognitieve stoornissen en problemen. Denk dan aan problemen met onthouden, praten, concentreren, redeneren, ordenen, plannen, opdrachten vasthouden.

2. Zintuiglijke stoornissen: denk dan aan schade bij het zien, horen, spraak, reuk, voelen

3. Motorische stoornissen: verlammingen, spasmen, evenwicht, coördinatie (samenwerking van de verschillende lichaamsdelen)

4. Emotionele stoornissen: snel huilen, emotie niet goed kunnen reguleren.

 

Afasie: Een kind heeft dan taalproblemen: hij kan zich moeilijk uit drukken (praten en schrijven) en/of heeft moeite te begrijpen wat een ander zegt. Je kunt het soms merken doordat een kind extra langzaam praat of hapert tijdens het praten. Deze kinderen hebben extra tijd nodig om iets in zich op te nemen en extra tijd om te kunnen reageren.

 

Apraxie: Dit is het onvermogen om doelbewuste handelingen uit te voeren. Dit gaat veel verder dan gewone onhandigheid. Je merkt het aan een kind als hij bijvoorbeeld iets moet uitvoeren waarin hij meer handelingen achter elkaar moet uitvoeren (bijvoorbeeld veter strikken). Hij doet dan iets raars of raakt steeds het spoor bijster.

 

Oorzaken
In Nederland zijn er jaarlijks 160.000 mensen die NAH krijgen! Dit zijn natuurlijk niet allemaal kinderen. Kinderen kunnen NAH oplopen na bijv. zuurstofgebrek na de geboorte, hersenvliesontsteking (=meningitis), kanker of het Shaken Baby Syndroom. Dat laatste is dat iemand een baby door elkaar rammelt. Hier zijn baby's niet sterk genoeg voor, NAH kan het gevolg zijn.

 

Tips voor de begeleiding

Pas je communicatie aan in eenvoudige korte zinnen

Vertel één ding tegelijk

Praat rustig, maar wel natuurlijk

Maak gebruik van plaatjes en ondersteunende middelen, zodat een kind ergens op terug kan vallen als hij het even vergeten is

Bij emotionele beperking: investeer in duidelijke structuur. Spreek heel goed af met je collega's hoe je dit kind gaat aanspreken en begrenzen!