Lengte is een grootheid en we gaan nu de bijhorende eenheden leren. Bij het meten van lengtes kun je deze eenheden gebruiken.
De eenheden met de afkorting van lengte zijn:
Naast deze eenheden met de afkortingen moet je ook dit bijhorend rijtje erbij leren en goed weten:
Als je goed kijkt naar het rijtje ernaast in mintgroen, valt erop dat bij elk woordje ''meter'' eraf is gehaald. Hierbij krijg je dan dat rijtje.
Bijvoorbeeld als we over kilo hebben dan hebben we het over duizend en als we het over milli hebben, hebben we het over duizendste.
Let op: duizend en duizendste is niet hetzelfde. Duizend is 1000 en duizendste is 0,001.
Hieronder zie je het schema dat je als hulpmiddel gaat gebruiken om met de eenheden van lengte te kunnen omrekenen. Je ziet ook rode bogen, deze geven aan hoe groot de stappen zijn.
De bogen/pijlen hebben een vaste volgorde:
Hiervoor is er een ezelsbruggetje: Links = deLen
Door de ''L'' kan je dit onthouden.
Voorbeeld opgave:
7,9 km = ... m
Aanpak:
Pak het schema erbij.
Van km naar meter is 3 stappen van x10
Uitwerking
7,9 km = 7,9 x 10 x 10 x 10 = 7900 m
Als je de omtrek gaat berekenen van een vlakke figuur, bereken je eigenlijk de totale lengte van de buitenzijde van de vlakke figuur. Als je alle zijden bij elkaar optelt, heb je de omtrek berekend. Ook hierbij horen dezelfde eenheden van het schema hierboven.
Voorbeeld Opgave:
Bereken de omtrek van de weiland hiernaast in cm
Aanpak:
Tel alle zijden bij elkaar op en gebruik daarna het schema om het antwoord met de juiste eenheid te geven.
Uitwerking
100 m + 120 m + 100 m + 50 m + 20 m + 20 m + 20 m + 50 m = 480 m
Van meter naar cm zijn 2 stappen van x 10.
480 x 10 x 10 = 48 000 cm
Dus het antwoord is 48 000 cm.