Om bij de eindopracht zelf(standig) vragen te kunnen beantwoorden (5e ✩ ) moet je na het maken van de opdrachten 1 en 2 de volgende leerdoelen kunnen en/of kennen.
☝ Maak een goede planning. Je hebt er 7 lessen voor nodig + thuis = 340 min= bijna 6 uur ! ☝
Het gaat niet alleen om het gebruiken van ArcGISonline maar ook over kaartvaardigheden * , zoals kaartlezen, kaartselectie, kaartanalyse en kaart maken.
(Tussen haakjes de opdracht waar je dat straks leert en de kaartvaardigheid die je moet beheersen. )
- Ik kan voorbeelden noemen van ruimtelijke data (Wat is GIS?)
- Ik kan in eigen woorden omschrijven wat een GIS is (Wat is GIS?)
- Ik kan een (nieuwe) webmap openen (1)
- Ik kan de belangrijkste knoppen in ArcGISonline gebruiken (1)
- Ik kan informatie uit een kaartlaag halen door deze te classificeren of te bevragen (=informatie eruit halen) (kaartlezen, kaartanalyse) (2)
- Ik kan inzoomen, kaartenlagen zichtbaar maken en/of activeren (1)
- Ik kan een andere kaartlaag toevoegen aan een webmap (1)
- Ik kan gegevens selecteren uit een kaartlaag : bevragen via filteren, bufferen en een ruimtelijke query uit voeren (2)
- Ik kan Statistiek in een tabel toepassen (1)
- Ik kan gebieden vergelijken (1,2) op basis van een demografisch gegeven (kaartanalyse)
- Ik kan de juiste kaartla(a)g(en) selecteren om daarmee een (geografisch) probleem op te lossen (kaartselectie, kaartinterpretatie)
Let op: noteer de antwoorden van de vragen die je bij de opdrachten 1 en 2 krijgt in bv. een Google drive doc. Jouw antwoorden op opdrachten worden namelijk niet bewaard!
|
* Kaartvaardigheden:
1. Kaartproductie/ maken: ik kan van ruimtelijke data een kaart maken met de juiste symbolen, kleur,en verhoudingen en met een legenda, titel, schaal en windroos.
2. Kaartselectie: ik heb bepaalt wat ik wil weten of onderzoeken. Ik kan dan de juiste kaart kiezen uit bv. meerdere kaarten/kaartlagen, omdat ik dan eerst heb gekeken welke informatie de kaart geeft.
3. Kaartlezen: ik kan opzoeken waar iets ligt (identificeren) of wat de kenmerken zijn van een plaats of gebied (benoemen).
4. Kaartanalyse: ik kan patronen op een kaart beschrijven en nagaan of bepaalde patronen op andere kaarten ook met elkaar overeenkomen (relateren).
5. Kaartinterpretatie: ik kan verschijnselen op een kaart verklaren en voorspellen. Hierbij gebruik ik de patronen die op de kaart te zien zijn, maar ook (geografische) kennis die niet op kaart staat.
|
Ga naar de volgende pagina......► ....om aan je ✩ ✩ jacht te beginnen