Rijmen

Je ziet dat in dit gedicht regels (versregels) op elkaar rijmen. Bijvoorbeeld regel 1 en 3 rijmen. En regel 2 en 4.

1 Dit is het land waar grote mensen wonen,
2 Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
3 Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
4 en altijd is er weer wat anders loos.

Wonen rijmt op hormonen.
Boos rijmt op loos

Je ziet dat het steeds de laatste woorden van de regels zijn, die op elkaar rijmen. Dit noem je eindrijm.

Soms heb je ook een versregel met woorden die rijmen, maar die woorden staan niet aan het eind van de regel. Dat noem je binnenrijm.