De zeespiegel is in de loop der eeuwen flink veranderd. Tijdens de laatste IJstijd, zo’n 20.000 jaar geleden, lag de zeespiegel 120 meter lager dan nu. Je kon toen van Nederland naar Engeland lopen, over wat nu de bodem van de Noordzee is.
Sinds het begin van het Holoceen (11.700 jaar geleden) is de zeespiegel zo’n 120 meter gestegen. Vanaf 1850, het jaar waarin de opwarming van de aarde werd opgemerkt, is daar al 20 centimeter bijgekomen.
De zeespiegel kan op twee verschillende soorten manieren worden gemeten: door middel van peilschalen langs de kust en satelietten.
Peilschalen langs de kust meten de getijden. Als deze metingen 100 jaar of langer zijn, kan hieruit de relatieve zeespiegelstijging bepaald worden. Om hier vanuit ook de absolute zeespiegelstijging te bepalen, is er ook informatie nodig over de lokale bodembeweging. Deze bodembeweging wordt zo nauwkeurig mogelijk bepaald met behulp van geologische modellen van de aardkorst.
Gelukkig kan er sinds 1992 ook veranderingen in de zeespiegel gezien worden door satellieten. Deze satellieten registreren niet alleen langzame bewegingen maar ook snelle bewegingen, dit wordt veroorzaakt door natuurlijke schommelingen, zoals golven en getijden.
Tussen 1901 en 2010 is de zeespiegel gestegen met 19 cm! Het KNMI verwacht dat de komende eeuw de zeespiegel nog 16 tot 82 cm zal stijgen.