Kootstand

Bij de kootstand gaat het om de hoek die de koten van de voorbenen met de bodem maken. Om dit te kunnen beoordelen trek je een denkbeeldige lijn door de koot en de voet. Deze lijn moet ononderbroken zijn, een zogenaamde gebroken voetas, veroorzaakt door hoge verzenen en een weke koot levert een ongelijkmatige verdeling van de neerwaartse krachten op. De hoek die de voetas maakt met de ondergrond mag niet kleiner zijn dan 45 graden (week) en niet groter dan 50 graden (steil).

Zowel de kootstand als de verzenen (n⁰17) zijn in grote mate verantwoordelijk voor het verwerken van de neerwaartse krachten in beweging. Hierbij is ook een belangrijke rol weggelegd voor de hoefvorm (n⁰16), deze moet voldoende breed zijn om een groot aanrakingsvlak met de bodem te hebben.

Een goede kootstand is van belang voor de duurzaamheid van de gewrichten in de ondervoet. Daarnaast heeft het kootgewricht een opmerkelijke “veerfunctie”  waar het paard zijn danstalent aan te danken heeft. Hierin spelen met name de buigpezen een hoofdrol. Hoe deze veerfunctie precies werkt zal worden uitgelegd in het hoofdstuk over de verschillende bewegingskenmerken van het paard.