Springpaard

Het exterieur is een van de onderdelen die tijdens de beoordeling van springpaarden naar voren komt. Een sprekend exterieur is uiteraard meegenomen voor een springpaard, je kijkt veel liever naar een mooi, dan naar een lelijk paard. De kwaliteit van het springen is uiteraard alleen te beoordelen tijdens het springen. Een correct gebouwd paard heeft meer kans om de kwaliteiten te hebben voor een goed springpaard. De functionele bouw en beweging ( galop) van het paard kan het springen bevorderen en de levensduur vergroten. Onder functionele bouw wordt verstaan: duidelijk rechthoeksmodel zodat er meer souplesse ontstaat, de romprichting iets neerwaarts ( niet te veel), halsrichting mag horizontaler zijn dan bij een dressuurpaard, de croupe mag rechter en hoger zijn en de beenstanden moeten correct zijn. Je hebt bij een springpaard liever geen hoogbenigheid omdat dat de springtechniek niet ten goede komt. Belangrijk is het benadrukken dat een gezond paard het allerbelangrijkste is.

 

De galop is de belangrijkste gang van een springpaard. De draf en de stap moeten natuurlijk ook regelmatig zijn. De galop is een drietakt beweging. Bij het beoordelen van de galop wordt de natuurlijke balans en lichtvoetigheid beoordeeld. De buiging in de gewrichten in de achterhand zijn noodzakelijk om dit te bewerkstelligen. De verbinding van de rug-lenden partij is van groot belang om tot dragen te kunnen komen. Het is van belang dat de galop van nature ruim is maar deze moet wel bewerkbaar zijn , zodat het paard zich kan sluiten zonder dat dit ten koste gaat van de zuiverheid van de galop. Het paard moet kunnen verruimen en verkorten. De galopsprongen moeten krachtig, elastisch, ruim en ritmisch zijn.

Een paard met een korte galop kan de afstanden in een parcours zoals een dubbel of drie sprong vaak niet halen , dit kan echter ook andersom het geval zijn als het paard een te grote galop heeft en dus te dicht op de 2de dan wel op de 3de hindernis komen. Dit laatste probleem is door training op te lossen door het paard meer te leren sluiten en meer terug te leren springen.

Springtechniek:
Onder de noemer techniek vallen 3 hoofdzaken:

 

Voorbeentechniek:

Bij de beoordeling van de voorbeentechniek is de onderarm een heel belangrijk onderdeel. Die moet omhoog komen, zodanig dat de schoft omhoog komt. Het is dus bepaald niet voldoende als de onderarm alleen maar naar voren komt. Als de onderarm niet omhoog komt, zal het lichaam deze tekortkoming moeten compenseren en dat is doorgaans teveel gevraagd. Hoger springen dan nodig is kost niet alleen te veel kracht, het kost ook tijd.

Het voorbeen moet voor het lichaam omhoog worden gebracht, het zogenaamde ondervouwen wordt beschouwd als een ernstige fout. Als alleen het pijpbeen word onder gebracht dan is dat ook geen positieve aantekening, maar daar valt nog wel mee te werken. Bij dat soort paarden zie je vaak dat er een lap onder aan de singel is aangebracht. Want die paarden slaan zich met de punten van het ijzer tegen de buik.

Achterbeentechniek:
Het belangrijkste dat een paard met zijn achterbeen moet doen is uitslaan ook wel openen genoemd. Een paard met een hellende croupe zal eerder wat knijperig zijn boven de sprong omdat het achterbeen dan meer onder de massa staat en moeilijker naar boven kan komen. Een paard met een wat rechtere croupe zal dit makkelijker kunnen doen. De kont moet omhoog. De achterbeentechniek wordt vooral beoordeeld op het moment dat de daling wordt ingezet. Tijdens het zweefmoment recht boven de sprong, is het achterbeen in de regel nog gebogen. Een enkel paard heeft ook boven de sprong een lang achterbeen, vaak krijgt deze een fout op de achterste paal. Pas in de dalende fase moet het paard zijn achterbeen lang maken. Doordat het paard de hoek in het achterbeen opent, gaat zijn kont de lucht in. Een paard met een goede achterbeentechniek kan in de lucht nog iets extra’s geven om van het hout af te blijven. Bovendien brengt hij zijn lichaam op deze wijze in de goede positie voor de landing. Heeft het paard in de dalende fase het achterbeen nog  ingetrokken heeft zal er eerder een fout ontstaan en krijg je ook een minder vloeiende landing.

Soms zie je een paard in de achterhand wegdraaien. Een paard gooit zijn achterhand zijwaarts weg omdat hij bang is om een fout te maken, in een beginnend stadium hoeft het niet een hele negatieve eigenschap te zijn. Het kan ook een teken van voorzichtigheid zijn, maar ook een gebrek aan vermogen. Het is hoe dan ook een verkeerde natuurlijke reactie, want het paard maakt het zich lastig.

 

Lichaamsgebruik:
Bij de beoordeling van de lichaamstechniek kijken we voornamelijk naar de hals en de rug. Op het moment van de afzet wordt het basculeren al ingezet. De halshouding bepaald of het paard zijn rug kan gebruiken of niet. Een paard dat met een opgericht hoofd springt, druk ook automatisch zijn rug weg. Het hoofd moet omlaag komen, dan zet hij af met zijn voorbenen, richt zich op, komt omhoog in de schoft , zet af met zijn achterbeen en dan pas kan de rug welven. Maar die bascule , dat enigszins rond worden in de rug boven de sprong, is direct afhankelijk van het feit dat het paard ook in de hals rond word. Drukt hij zijn hals naar voren, dan is ook gelijk zijn rug weg. Dan krijg je een paard dat hol springt in de rug. Dat is onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Er zijn paarden die wat hol of vast zijn in de rug maar die toch met een goede achterbeentechniek springen. Normaal houdt het hol worden in de rug sterk verband met het intrekken (in plaats van lang maken) van het achterbeen.

Onder lichaamstechniek valt ook het zogenaamde `duiken`. Dan richt het paard zich op het moment van de afzet niet op in de schoft . In plaats van dat het paard zich groot maakt op de sprong maakt het paard zich klein.

Vermogen:
Vermogen is minder dan afdruk en techniek een verzamel begrip. Onder vermogen verstaan we de macht, het gemak waarmee de paarden over de hindernis springen. Of het gebrek daaraan, wat zichtbaar is als een paard met de buik over de hindernis scheert. Vermogen van zich vertalen in “ lucht” dus dat beetje extra dat een paard over kan hebben op de sprong. Een paard met vermogen kan als het ware nog schakelen in de lucht. Boven de sprong kan hij nog een keer extra naar voren komen. Dat royale afmaken van de sprong hoort ook bij vermogen. De kont omhoog en schakelen in de lucht liggen dicht bij elkaar. Niet elk paard dat de achterhand goed omhoog brengt heeft veel vermogen, maar je ziet wel vaak een verband. 

Het is moeilijk te verklaren: een paard kan zich in de lucht nergens op afzetten. Toch zie je duidelijk verschillen tussen een paard dat nog een keer extra naar voren kan komen op het moment dat hij het achterbeen uitslaat, en het paard dat dan niet iets extra’s kan geven en als het ware moet banken op de 2de paal. Een paard met vermogen verkrampt niet als het breder wordt.

Afdruk:

“Afdruk” is de explosiviteit ( kracht en snelheid) waarmee een paard omhoog en naar voren springt . Het zogenaamde terugspringen wordt nadrukkelijk bij de afdruk gerekend. Terugspringen is het primair in het lichaam omhoog springen. Er zijn paarden die vlug van de grond springen maar daarbij te weinig terugspringen, maar voornamelijk naar voren springen. In zo’n geval ligt het hoogste punt van de sprong te ver naar achteren. Een paard dat naar voren springt, gaat uiteraard richting de 1ste paal, terwijl hij juist van de 1ste paal af moet springen. Een ruiter zal zo’n manier van springen moeten corrigeren door het paar ruimte te geven op de sprong. En het is de taak van de fokkerij om de ruiterij een paard ter hand te stellen dat zo min mogelijk correctie behoeft. De snelheid ook wel elektriciteit genoemd, is een belangrijk aspect van afdruk. De manier waarop paarden van de grond springen, kan variëren van snel tot traag. De hedendaagse parcoursen, waarin de hindernissen elkaar snel en soms op lastige afstanden opvolgen, stelle hoge eisen aan de snelheid waarmee een paard van de grond springt. Een paard met veel afdruk en snelle reflexen is gemakkelijker in staat een reeks van moeilijke sprongen te bedwingen dan een traag paard. Een trage kan best prachtig over een individuele hindernis zeilen, maar de kans dat hij in het vervolg in de problemen komt is groot. Een trager paard kan zijn ‘handicap”heel goed compenseren door voorzichtigheid en vermogen, maar dat neemt niet weg naar de snelheid waarmee ze van de grond springen. Behandeld zijn nu de begrippen snel, traag, naar voren en terug er is nog een variant die onder de afdruk valt en dat is de stampende manier van springen. Dan gebruikt het paard wel zijn benen maar te weinig zijn lichaam. Dan wordt de schoft en daarmee het lichaam niet optimaal omhoog gebracht. Vaak wordt  zo’n paard niet alleen onder afdruk maar ook onder techniek afgestraft, want het ruggebruik, de techniek van het lichaam is dan ook niet optimaal.