Bewegingskenmerken

20. Stap: ruimte (lang-kort)
Definitie: De lengte van de pas.


21. Stap: correctheid (toontredend-frans)
Definitie: Deze wordt van voren beoordeeld, met name in stap. Wanneer vanuit de kogel de hoeven naar binnen zijn gedraaid wordt gesproken van toontredend. Wanneer vanuit de kogel de hoeven naar buiten zijn gedraaid wordt gesproken van frans.


22. Draf: ruimte (lang-kort)
Definitie: De lengte van de pas.


23. Draf: souplesse (soepel-stug)
Definitie: De mate waarin de beweging elastisch door het lichaam vloeit en vervolgens wordt opgevangen door de ledematen.


24. Draf: kracht (krachtig-slap)
Definitie: De mate waarin het paard zich met zijn achterbenen afzet van de grond.


25. Draf: balans (dragend-duwend)
Definitie: De combinatie van de lichaamshouding en de mate waarin het achterbeen
tot dragen komt.


26. Galop: ruimte (ruim-kort)
Definitie: De lengte van de sprong.


27. Galop: afdruk (krachtig-slap)
Definitie: De mate waarin het paard zich met de achterbenen afzet van de grond.


28. Galop: balans (gedragen-duwend)
Definitie: De combinatie van de lichaamshouding en de mate waarin het achterbeen tot dragen komt.