Hoogte schoft

De schoft wordt gevormd door de doornuitsteeksel van de 1e 9 borstwervels waarbij de hoogte van deze uitsteeksel na de 6e borstwervel geleidelijk aan afneemt. Bij een goed gebouwd paard moet aan de onderzijde de breedte van de schoft worden gevormd door kraakbenige delen van de schouderbladen. Deze schouderbladen moeten goed aangesloten tegen de ribben liggen omdat er geen benige verbinding is tussen voorbenen en romp. De schoft dient o.a. voor de aanhechting van de spieren en peesplaten die de hals opgericht moeten houden.

Een flinke hoge, lange en voldoende brede schoft vormt een stevige brug tussen rug en hals en ook een goede aanhechtingsplaats voor de spieren en de nekband.

Bij de beoordeling van de schoft moet je rekening houden met de voedingstoestand en de leeftijd van een paard. Paarden met een goede voedingstoestand vertonen voor het oog minder schoft dan paarden in een matige of slechte voedingstoestand.

Voor rijpaarden is een hoge en lange schoft gewenst omdat je dan een goede ligplaats voor het zadel krijgt.


NB! Pasgeboren veulens zijn bijna altijd ‘overbouwd’ d.w.z. dat de kruishoogte hoger is dan de schofthoogte. Dit komt omdat de aanhechting van de schouder aan de romp nog niet erg stevig is en de romp als het ware wegzakt tussen de schouderbladen. De doornuitsteeksels zijn dan echter wel deels ontwikkeld. De schoft is pas uitgegroeid op volwassen leeftijd.

Het overbouwd zijn op volwassen leeftijd is zowel voor rijpaarden als tuigpaarden ongewenst. Bij trekpaarden is een beetje overbouwd niet erg in verband met zware bespiering van het kruis.  

Hoge schoft (Vivaldi)

Lage schoft (Opan)