De achterhand is misschien wel het belangrijkste onderdeel van het paardenlichaam. De kracht en de energie die een paard moet ontwikkelen om prestaties te kunnen leveren zijn afkomstig uit de achterhand. Net als bij het voorbeen zit ook bij het achterbeen een belangrijk deel verscholen in de romp achter een dik pak spieren. Echter een groot verschil tussen beide ledematen is het aantal hoeken. In het voorbeen zitten 2 hoeken in het achterbeen 3. (Voor een vluchtdier van levensbelang want vanuit een gehoekte stand kan meer explosiviteit ontwikkeld worden dan vanuit een rechte!)
De hoeken in het achterbeen bepalen de wijze van gebruik ofwel; wordt het achterbeen onder de massa geplaatst of meer achter de massa. Het heupgewricht is aan de buitenzijde niet te zien en dus ben je geneigd dit belangrijke onderdeel in de beoordeling over te slaan. Op het lineair score formulier wordt bij de beoordeling van het achterbeen een constatering gedaan van de hoeken in het spronggewricht en de eventuele aanwezigheid van afwijkingen. Echter de hoek in het spronggewricht is een afgeleide van de twee daarboven gelegen hoeken. Met name de hoek in het kniegewricht is bepalend voor de vraag of het achterbeen goed onder de massa staat. Een steil dijbeen plaatst het achterbeen achter de massa, een schuin dijbeen stelt het paard in staat om het achterbeen bij het opnemen gemakkelijk naar voren te plaatsen.

De hoek die het (onzichtbare) dijbeen en de schenkel met elkaar maken moet iets groter zijn dan 90 graden. Wordt deze hoek te klein, dan vermindert de steunfunctie van het kniegewricht en neemt de belasting toe die de massa van het paard bij elke landing van het achterbeen uitoefent op de pezen en banden rond het gewricht.
Voor de hoek in het spronggewricht geldt hetzelfde als voor de hoek in het kniegewricht; een kleine hoek (= sabelbenig) vermindert de steunfunctie en vergroot de belasting op de pezen en banden van het gewricht. (Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat er meer rug- en kreupelheidsproblemen voorkomen bij paarden met een ‘krom’ achterbeen)
Een hoek in het spronggewricht van ongeveer 150 graden is het meest ideaal. Is de hoek groter dan spreken we van een steil achterbeen.
Een steil achterbeen heeft wat betreft draagvermogen van de achterhand nogal wat nadelen. Er is namelijk een directe relatie tussen het vergroten van de hoeken in het achterbeen en het omhoog brengen van de totale achterhand. Een steil achterbeen heeft echter al een vergrote hoek! Daarnaast zie je vaak een combinatie van een steil achterbeen en een matige buiging in het spronggewricht. Dit is natuurlijk niet prettig als je juist een paard, zoals bijvoorbeeld een dressuurpaard, meer op het achterbeen wilt rijden. Bij een Quarter horse is een steil achterbeen wel functioneel omdat deze over een korte afstand veel snelheid moet ontwikkelen. Een grote hoek levert meer explosieve kracht dan een kleine.

