Het signalement

Het signalement is een zo volledige mogelijke beschrijving van een paard aan de hand waarvan je het zou kunnen herkennen. Het signalement omvat;

Afkorting:   GHROKA

 

Binnen de paarden spreken we van een merrie, hengst of ruin. Een ruin is een gecastereerde hengst. De meeste hengsten worden op de leeftijd van 1 – 2 jaar oud gecastreerd. Hengsten hebben over het algemeen een schofthoogte die wat hoger is (± 3 cm)  dan merries van hetzelfde ras. Aan elk geslacht zit voordelen en nadelen betreffende het gebruik van het paard.

De hoogte van het paard wordt gemeten aan de hand van het hoogste punt van de schoft. De schoft wordt door de doornuitsteeksels van de 2e tot en met de 9e borstwervels gevormd. Indien de schouder lang en schuin is draagt deze ook bij aan de vorming van de schoft. Het ras waartoe het te beoordelen paard hoort leidt tot een bepaalde schofthoogte. Dit kan wel binnen een ras ± 20 cm uiteen lopen.

 

 

Een ras is een grotere of kleinere groep dieren van gelijke soort, die met betrekking tot hun uiterlijke verschijningsvormen en hun verrichtingen een zo verregaande overeenstemming vertonen dat zijn zich van andere groepen van dezelfde soort duidelijk onderscheiden, terwijl zij bij paring onderling steeds weer een nakomelingschap geven, welke in vorm en verrichtingen gelijk is aan de ouderdieren.

NB! Een type paard is een paard dat gefokt is voor een bepaald gebruiksdoel zoals het KWPN rijpaard en het KWPN tuigpaard.

 

De leeftijd van een paard is van grote betekenis voor de gebruikswaarde; immers een 3-jarige zal gemiddeld langer meegaan dan een 12-jarige terwijl men van een 19-jarige niet meer zo heel veel mag verwachten. De zekerste weg om de leeftijd van een paard te bepalen is aan de hand van de geboortedatum. Deze moet dan natuurlijk wel voorhanden zijn. Wanneer dit niet het geval is zijn er andere manieren om de leeftijd met enige zekerheid vast te stellen. Allereerst is dat middels het exterieur. Met het ouder worden verandert het exterieur heel geleidelijk. De kenmerken die een meer exacte waarde hebben voor het schatten van een leeftijd zijn de veranderingen aan het gebit.
 

De grondslag van de kleur wordt bepaald door het haarkleed en de onderliggende huid. De haren van het paard worden in 4 groepen verdeeld;

  1. De dekharen(robe); dit zijn de normale haren van de romp die over het algemeen van voren en boven naar achteren en beneden zijn gericht. De lengte , dikte en glans van de haren verschillen door ras, verzorging, gezondheid en jaargetijde. Edele rassen hebben korte, fijne dekharen. Koudbloedrassen hebben juist lange, grove, stugge dekharen.
  2. Het wollige onderhaar; dit haar zie je bij paarden met een wintervacht en bij veulens waar het op een leeftijd van enkele maanden begint uit te vallen. (begint bij hoofd)
  3. Beschuttende haren; staartharen, manen, vetlok, oor- en oogharen. Deze haren verschillen in lengte en dikte door ras en in mindere mate door geslacht.
  4. De tast- of  voelharen; dit zijn lange, stijve, recht uit de huid uitstekende haren die door aanwezigheid van zenuwcellen zeer gevoelig zijn gemaakt.

 

Aftekeningen zijn aangeboren witte vlekken die te vinden zijn op het hoofd, de benen en soms ook andere lichaamsdelen van een paard.

Aftekeningen hoofd;

Voorhoofd;      a. enkele witte haren
                       b. een stipje; een kleine goed begrensde vlek
                       c. een kolletje; maximaal enkele cm middellijn
                       d. de kol
                       e. een grote kol

Afhankelijk van hoe de vorm is wordt er dan nog gesproken van;             

a. een streepje
b. een sterretje
c. een ronde kol
d. een ruitvormige kol
e. een langwerpige kol
f. een onregelmatige kol
g. een druipkol
h. een halvemaanvormige kol
i. een hartvormige kol          
j. een zijwaartse, naar rechts of links toelopende kol

 

Neusrug;         Bles = een betrekkelijk lange, min of meer brede witte haarstreep
                       a. streepvormige
                       b. smalle (ca.1 cm breed)
                       c. gewone (ca. 2 cm breed)
                       d. brede (gaat neusrug buiten)
                       e. zeer brede bles (bereikt weerszijden van de ogen/enkel oog dan                            
                           links/rechts wit gezicht)
                       f. doorlopende (wit bereikt de onbehaarde bovenlip)
                       g. indringend in linker of rechter neusgat|
                       h. scheve (bles wijkt af naar links of rechts)
                       i. onderbroken
                       j. korte/halve
                       k. onregelmatige

Neustop en lippen;

Sneb:witte plek tussen neusgaten of op bovenlip
Melkmuil: witte onder- en bovenlip inclusief beide neusgaten

Romp;

Reebuik = lichte, witte onderbuik

Benen;            a. witte vlek op kroonrand/ witte ballen
                       b.  witte kroonrand
                       c. sokje (halverwege kootbeen)
                       d. sok (van onderen tot kogel)
                       e. witvoet (tot en met kogel)
                       f. half witbeen (halverwege pijp)
                       g. witbeen (tot voorknie of sprong)
                       h. hoog witbeen of hoog gelaarsd (boven voorknie of sprong)