De VOC, oftewel de Vereenigde Oost-Indische Compagnie is het allergrootste bedrijf dat er ooit geweest is. Historici (mensen die de geschiedenis bestudeerd hebben) hebben uitgerekend dat het bedrijf op zijn hoogtepunt 8 biljoen euro waard was (Clercq, 2019). Even ter vergelijking, op dit moment is Windows 1,359 biljoen dollar waard en Apple 1,285 biljoen (Mochere, 2021). Maar hoe is het eigenlijk mogelijk geweest dat de VOC zoveel geld waard was?
Het verhaal van de VOC begon allemaal aan het einde van de 16de eeuw. Het was namelijk heel erg gevaarlijk om op pad te gaan en op jacht te gaan naar de waardevolle specerijen. Het was namelijk zo dat één op de tien niet terugkwam en van de bemanning konden het er maar weinig navertellen. Als klapper op de vuurpijl gingen de verschillende koopmannen ook nog eens met elkaar concurreren. Daarom is er een overkoepelende organisatie ontwikkeld die ervoor moesten zorgen dat de onkosten (geld dat je kwijtraakt door schade, voedsel, etc.) verdeeld wordt. Maar ook dat er één prijs kwam voor de producten die ze mee terug namen. Een andere reden is ook dat de organisatie ervoor kon zorgen dat ze de strijd aan konden gaan met de Spaanse, Engelsen en Portugezen (Kennedy, 2017). Want, zoals je al eerder hebt opgemerkt in de Socrative is het namelijk zo dat de Nederlanders nog steeds in oorlog zijn met Spanje.
De VOC is opgericht in 1602 en het deed iets wat nog nóóit eerder gebeurd was in de geschiedenis van de mensheid. Je kon namelijk aandelen kopen. Op die manier werd de VOC gefinancierd en een deel van de opbrengst werd dan verdeeld onder de aandeelhouders. Het beursgebouw was dan ook maar 1 uurtje per dag open. Daar konden de mensen naartoe om aandelen te kopen of te investeren in de VOC. (Kennedy, 2017)
Maar hoe is het dan mogelijk dat de VOC op een gegeven moment 8 biljoen waard is geworden? Nou dat ging dus als volgt. Een schip vertrok vanuit Nederland met een grote voorraad aan eten, goud en ander handelsmiddel. Daarmee trokken ze naar het oosten toe. Daar gingen ze bijvoorbeeld naar Indonesië en ruilden ze, vaak onder druk, hun goud, zilver of ander middel in voor de specerijen. Die specerijen namen ze mee naar een factorij. Een factorij kan je zien als een soort van tussenstation waar de goederen werden gewogen en verpakt voor de terugreis. Eenmaal thuis aangekomen werden de specerijen voor 1500% winst weer verkocht. Alle winst werd dan ook weer in het bedrijf zelf gestopt en zo werd de VOC dus gigantisch groot. (Kennedy, 2017) Want in die tijd waren specerijen echt belachelijk veel geld waard. Nu kan je even naar de Albert Heijn gaan en daar je nootmuskaat, peper en zout kopen. Maar in die tijd kon dat niet, die kruiden waren echt een luxe middel.
Dit alles kregen ze voor elkaar omdat de VOC van de Staten-Generaal een handelsmonopolie krijgt en Soevereine rechten. Dit houdt in dat de VOC het alleenrecht kreeg om de producten te mogen aanbieden, maar ook in te mogen handelen in Indonesië. De soevereine rechten houdt in dat ze het recht hebben om:
Het is eigenlijk best wel eng als je bedenkt dat een bedrijf dit allemaal mag. Je bent pas een land als je soevereine rechten hebt. (Kennedy, 2017) Maar nu heeft een bedrijf dat. Dat laat ook zien hoe serieus de Republiek hierover was. Maar het bracht ook echt heel veel geld in het laatje. Er zijn mensen hier ongelofelijk rijk van geworden.
Maar niet iedereen kon van die winst meegenieten. De kloof tussen rijk en arm werd steeds groter. Je kan op dat moment de bevolking onderverdelen in vier groepen