Op deze pagina:
De volgende woorden worden vaak door elkaar gehaald.
The car is going too fast.
He said he would be there too.
This present is from me to you.
Too betekent ‘te’ (voor bijvoeglijke naamwoorden) en ‘ook’ (aan het einde van een zin). To betekent ‘naar’, ‘om te’, ‘aan’, ‘te’ (voor een werkwoord).
I like chemistry better than biology.
Then he scored the winning goal.
Than betekent ‘dan’ (in vergelijkingen). Then betekent ‘toen’, ‘dan’ (geeft een tijd aan).
Where is your bag?
You’re late. Do get up earlier.
Your betekent ‘jouw / jullie / uw’ (bezittelijk voornaamwoord). You’re is een samentrekking van you are.
The cat was washing its paws.
It’s almost time for dinner.
Its betekent ‘van hem / haar’ (bezittelijk voornaamwoord). It’s is een samentrekking van it is of it has.
They left their coats at home.
Have you ever been there?
They’re my best friends.
Their betekent ‘hun’ (bezittelijk voornaamwoord). There betekent ‘er’, ‘daar’ (plaats). They’re is een samentrekking van they are.
Where did you buy that dress?
They were very nice to me.
We’re not really into sports.
Where betekent ‘waar’ (vraagwoord). Were betekent ‘was’, ‘waren’. We’re is een samentrekking van we are.