2T - Past simple

Op deze pagina:

  1. Uitleg
  2. Powerpoint
  3. Oefeningen

 

I travelled to Spain last year.

She talked a lot when she was younger.

We watched a very funny film yesterday.

 

Je gebruikt de verleden tijd (past simple) om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staan er in de zin een verledentijdsbepaling zoals yesterday, last week, a month ago of in 2012.

 

page3

 

I stayed at home.
You loved knitting.
She walked a marathon.
He talked fast.
We cleaned the house.
You asked a question.
They played a game.

 

Bij de meeste werkwoorden maak je de verleden tijd door -ed achter het hele werkwoord te zetten.

 

Laura tried to call him this morning. (try)
We studied very hard for the test. (study)

 

Bij sommige werkwoorden verandert de spelling.

 

It stopped working two days ago. (stop)
We grabbed a burger on our way home last night. (grab)

 

Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + y, dan verandert de -y in -ied.

Bij een aantal werkwoorden van één lettergreep met een korte klinker (a, e, i, o, u), zoals stop en grab, wordt de medeklinker verdubbeld.

 

They had a dog. (have)
She did her homework. (do)
They were at home. (be)
We bought a car. (buy)

 

Er zijn ook onregelmatige werkwoorden. Deze krijgen in de verleden tijd geen -ed. Zij hebben een eigen onregelmatige vorm.

Onregelmatige werkwoorden:

 

Past simple of to be:

I was at a party last week.
You were late for class.
He was with his friends yesterday.
She was at home.
It was very cold last night.
We were on holiday last month.
You were a very good goalie
They were very funny.

 

To be heeft twee vormen in de past simple (verleden tijd): was en were.

 

2T - Past simple