4G - Present simple

Op deze pagina:

 

  1. Uitleg
  2. Powerpoint
  3. Oefeningen

 

I like rock music.
You love comics.
He / Jack likes his family.
She / Susan loves PE.
It dislikes candy.
We like gossip.
You dislike rap music.
They / Susan and Jack hate rain.

 

Je gebruikt de present simple (tegenwoordige tijd) bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen. In de present simple komt er bij he, she en it een -s achter het werkwoord. Bijvoorbeeld: Susan = she, dus Susan loves chocolate.

 

I study a lot.
She / Lisa studies a lot.

 

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + y, dan krijgt het werkwoord -ies bij he, she en it.

 

I buy a book.
She / Karen buys a book.
I play hockey.
He / Matt plays hockey.

 

Maar als er een klinker (a, e, i, o, u) voor de -y staat, komt er bij he, she, en it gewoon een -s achter het werkwoord.

 

I watch TV every day.
He / Tom watches TV every day.

 

Als een werkwoord eindigt op een s-klank, dan krijgt het werkwoord -es bij he, she en it.

 

Present simple of to be

I am ‘m Megan Roberts.
You are ‘re crazy about Max.
He / she is ‘s into pop music.
It is ‘s interested in birds.
We are ‘re crazy about dancing.
You are ‘re really into sports.
They are ‘re big fans of Justin Bieber.

 

Het werkwoord to be betekent zijn. In het Nederlands is zijn een onregelmatig werkwoord en verandert het dus van vorm bij elke persoon (ik ben, jij bent, hij is, wij zijn). To be is ook een onregelmatig werkwoord en verandert dus ook van vorm.

De vormen van to be hebben ook een verkorte vorm. Deze verkorte vormen worden vaak in spreektaal gebruikt, maar je mag ze ook schrijven.

 

Present simple of to have (got)

I have (got) ‘ve got one sister.
You have (got) ‘ve got a nice family.
He / Matt has (got) ‘s got three sisters.
She / Karen has (got) ‘s got a fake tattoo.
It has (got) ‘s got yellow feathers.
We have (got) ‘ve got two dogs.
You have (got) ‘ve got an interesting hobby.
They have (got) ‘ve got a difficult surname.

 

Have and have got betekenen allebei hebben. Na he, she en it, of woorden die daarnaar verwijzen zoals Matt (= he), gebruik je has of has got.

Je gebruikt meestal de verkorte vormen van have got en has got.