3G - Past simple and present perfect

Op deze pagina:

  1. Uitleg
  2. Powerpoint
  3. Oefeningen

 

In bovenstaande tabbladen heb je kunnen zien en leren hoe je de past simple en present perfect gebruikt, maar hier kan je zien hoe je het vervolgens door elkaar gebruikt.

 

Je gebruikt de verleden tijd (past simple) om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er in de zin een verledentijdsbepaling zoals yesterday, last week, a month ago of in 2012.

 

Je maakt de present perfect met have / has + voltooid deelwoord. Bij regelmatige werkwoorden maak je het voltooid deelwoord door -ed aan het hele werkwoord toe te voegen. Bij onregelmatige werkwoorden heeft het voltooid deelwoord een eigen vorm.

 

Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. Vaak staat een van de volgende verklikwoorden dan in de zin: since (sinds), for (al), always (altijd al), ever (wel eens), never (nog nooit), how long? (hoelang al?), often (vaak), sometimes (soms).

 

Je maakt de present perfect met have / has + voltooid deelwoord. Bij regelmatige werkwoorden maak je het voltooid deelwoord door -ed aan het hele werkwoord toe te voegen. Bij onregelmatige werkwoorden heeft het voltooid deelwoord een eigen vorm.

 

Als je niet zeker weet welke tijd je moet gebruiken, kun je de volgende vragen stellen:

 

1 Is het op dit moment nog aan de gang?

Ja: present perfect. Nee: ga naar vraag 2.

2 Gaat het over ervaringen tot nu toe?

Ja: present perfect. Nee: ga naar vraag 3.

3 Is het resultaat van de actie nu merkbaar?

Ja: present perfect. Nee: past simple.

3G - Past simple and present perfect