4G - Past simple

Op deze pagina:

  1. Uitleg
  2. Oefeningen

 

I travelled to Spain last year.

She talked a lot when she was younger.

We watched a very funny film yesterday.

 

Je gebruikt de verleden tijd (past simple) om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er in de zin een verledentijdsbepaling zoals yesterday, last week, a month ago of in 2012.

 

 

I stayed at home.
You loved knitting.
He talked fast.
She walked a marathon.
We cleaned the house.
You asked a question.
They played a game.

 

Bij regelmatige werkwoorden maak je de verleden tijd door -ed achter het hele werkwoord te zetten.

 

Laura tried to call him this morning. (try)
We studied very hard for the test. (study)
It stopped working two days ago. (stop)
We grabbed a burger on our way home last night. (grab)

 

Bij sommige werkwoorden verandert de spelling.

Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + y, dan verandert de -y in -ied.

 

Bij een aantal werkwoorden van één lettergreep met een korte klinker (a, e, i, o, u), zoals stop en grab, wordt de medeklinker verdubbeld.

 

They had a dog. (have)
She did her homework. (do)
They went to the dentist. (go)
We bought a car. (buy)

 

Er zijn ook onregelmatige werkwoorden. Deze krijgen in de verleden tijd geen -ed. Zij hebben een eigen onregelmatige vorm. Kijk voor de lijst onregelmatige werkwoorden achterin je tekstboek.

 

Past simple of to be:

I was at a party last week.
You were late for class.
He was with his friends yesterday.
She was at home.
It was very cold last night.
We were on holiday last month.
You were a very good goalie.
They were very funny.

 

To be heeft twee vormen in de past simple (verleden tijd): was en were.