Op deze pagina:
Om de present continuous te kunnen gebruiken, moet je eerst het werkwoord 'to be' (zijn) kennen. 'to be' is een beetje een bijzonder werkwoord, omdat het drie verschillende vormen heeft, afhankelijk van over wie je het hebt. Hieronder kun je dat zien:
ik | ben | I | am |
jij | bent | you | are |
hij |
is | he | is |
zij | is | she | is |
het | is | it | is |
wij | zijn | we | are |
jullie | zijn | you (mv) | are |
zij (mv) | zijn | they | are |
Bij de present continuous begin je namelijk altijd met de vorm van 'to be'.
Namelijk: to be (am/is/are) + stam + ing
Je gebruikt de present continuous als je iets wil zeggen dat nu aan de gang is. In het Nederlands gebruik je vaak het woordje 'aan'. Aan het lopen, aan het zingen, aan het uitleggen etc. Iets waar je een nu mee bezig bent, maar het duurt wel even. Het is niet een hele korte actie, je bent er even mee bezig.