Op deze pagina:
Angela was watching TV.
Angela was tv aan het kijken.
Adam was doing his chores.
Adam was zijn klusjes aan het doen.
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat iets op een bepaald moment een tijdje aan de gang was. In het Nederlands zeg je dan vaak: ‘was / waren aan het …’ of ‘zat / zaten te …’
Janet was listening to a rap song.
We were playing a game of chess.
Je maakt de past continuous met was / were + hele werkwoord + -ing.
Vragen en ontkenningen
Janet | was listening | to a rap song. |
Was | Janet listening | to a rap song? |
Je maakt vragen met de past continuous door de vorm van to be (was, were) vooraan in de zin te zetten.
We | were playing | computer games. |
We | weren’t playing | computer games. |
Je maakt ontkenningen met de past continuous door not achter de vorm van to be te zetten.