Stap 1: werkwoorden zoeken en benoemen

Als eerste begin je met het aangeven van de werkwoorden. Hiervoor gebruik je kruisjes, die je boven de werkwoorden in de zin plaatst. Dat ziet er zo uit:

                x                                                x

Gisteren heb ik eventjes met de hond gewandeld.

Je plaatst deze kruisjes altijd bij iedere zin. Sla ze dus niet per ongeluk over!

Hoe kun je werkwoorden herkennen?

  1. Werkwoorden kun je vervoegen. Dat betekent dat je deze woorden van vorm kunt veranderen. Een werkwoord kan hierdoor verschillend eruit zien: ik slaap - jij slaapt - wij slapen...
  2. Werkwoorden geven een toestand, een gebeuren of een handeling (een actie) aan.

Werkwoorden benoemen

Als je alle kruisjes hebt gezet, ga je de werkwoorden indelen. Je hebt drie soorten:

Zelfstandig werkwoord

Dit is het belangrijkste werkwoord in de zin, omdat het de handeling in de zin aangeeft. Je noteert een 'z' naast het kruisje boven het werkwoord.

Het belangrijkste werkwoord in een zin met meer dan twee werkwoorden kun je vinden door:

Hulpwerkwoord

Als je een hulpwerkwoord hebt gevonden, zet je naast het kruisje een 'h'. Alle werkwoorden die naast het zelfstandig werkwoord voorkomen en geen koppelwerkwoord zijn, zijn hulpwerkwoorden.

 

Koppelwerkwoord

Deze werkwoorden koppelen als het ware het onderwerp aan het naamwoordelijk deel, vandaar de naam. De volgende werkwoord kunnen een koppelwerkwoord zijn:

Dit rijtje moet je uit je hoofd leren. Je moet er rekening mee houden dat enkele werkwoorden uit dit rijtje niet altijd koppelwerkwoorden zijn.

Als je een koppelwerkwoord hebt gevonden, zet je een 'k' naast het kruisje boven het werkwoord.