Je gaat nu het volgende zinsdeel zoeken: het onderwerp. Hoe je dit zinsdeel kunt vinden, wordt hieronder uitgelegd.
Hoe vind je het onderwerp?
Je mag twee manieren gebruiken om het onderwerp te vinden. Je kunt ook altijd beide toepassen om jezelf even te controleren. Het gaat om de volgende werkwijzes:
Hoe geef je onderwerp aan in een zin?
Je gebruikt het hetzelfde teken als bij de persoonvorm: ( ). Deze zinsdelen zijn nauw met elkaar verbonden en worden daarom op dezelfde wijze in de zin gemarkeerd. De persoonsvorm en het onderwerp moeten namelijk in overeenstemming met elkaar zijn, dus: op elkaar aansluiten.
een zin ziet er als volgt uit:
x
(Gaan)|(jullie)|morgen|ook|mee?