Daar is dan tóch die stoommachine!

Stoommachine

Zoals je in de kennisclip hebt gezien, waren er naast de landbouw nog twee belangrijke inkomsten voor Nederland. De leer- en schoenenindustrie, en de textielindustrie. Mensen die op het land werkten deden vaak aan huisnijverheid. Ze maakten zelf zo hun kleding, of verkochten die. Schoenen en andere leren producten hoorden daar ook bij. Maar het maken van dit soort producten werd niet alleen thuis gedaan. Hier waren ook werkplaatsen voor. De werkgelegenheid voor leerlooien werd in Brabant in de 19e eeuw steeds groter, en uiteindelijk werd dit tóch grootschalig. De werkplaatsen waren nu zo groot dat ze de indruk van een fabriek gaven, ook omdat er ook gemechaniseerde werktuigen stonden.

Datzelfde gold voor de textielindustrie. Die verschoof langzaam van huisnijverheid naar werkplaatsen, en in 1827 werd in Tilburg de eerste textielfabriek met een stoommachine geopend.

Je kunt dus stellen dat ondanks specialisering en huisnijverheid, sommige industrieën toch goed deden aan grootschalige productie en mechanisering. Zo kwam de Industrialisering ook hier op gang.