Samenvatting

Lodewijk XVI

De macht van de Koning

Koning Lodewijk XVI had enorm veel macht. Hij mocht alles bepalen in Frankrijk. Hij werd wel geholpen door ministers, edellieden en ambtenaren maar zij moesten hem wel gehoorzamen. Dit betekende dat zij eigenlijk niets te zeggen hadden. De koning had dus de absolute macht.

In die tijd waren er ook mensen die andere ideeën kregen over hoe een land bestuurt zou moeten worden. Mensen gingen steeds kritischer kijken en zelf logisch nadenken. Ze begonnen zich te realiseren dat de kerk niet altijd gelijk had en dat het niet betekende dat iets wat er al lang was (traditie) ook meteen goed was. Deze manier van denken noemen we verlicht denken.

Een paar ideeën uit de verlichting:

- Rijk of arm maakt niet uit; alle mensen zijn gelijk.

- Alle mensen hebben dezelfde rechten. De regering moet deze grondrechten beschermen.

- De leider van een volk moet luisteren naar wat het volk wil.

 

In Frankrijk was er wat we noemen een standenmaatschappij. Er waren drie standen. De eerste stand: de geestelijken. De tweede stand: de Koning, Koningin en de edelen. De derde stand: De rest van de bevolking

De eerste en tweede stand bestond maar uit 3% van de gehele bevolking, zij bezaten zo'n 75% van alle grond in Frankrijk en hoefde geen belasting te betalen. De rest van de bevolking bestond uit ambachtslieden, boeren, wetenschappers, rijke kooplieden enz. Deze mensen betaalde belasting zodat de eerste twee standen hun luxe leven konden behouden.

Het volk was het hier op een gegeven moment niet meer mee eens, meerendeel van het volk leefde in armoede. De laatste druppel kwam in 1788 en 1789, in deze jaren waren er slechte oogsten, hierdoor werd het graan duurder en het brood dus ook. Ook verhoogde Lodewijk XVI in dit jaar de belastingen door de vele oorlogen en de dure levenstijl van de eerste en tweede stand was de schatkist leeg.

Alle standen kwamen bijeen voor een vergadering, de derde stand hoopte dat er iets zou veranderen en de eerst en tweede stand ook belasting zou gaan betalen. Iedere stand mocht stemmen en het werd al snel duidelijk dat er niets zou veranderen. De teleurstelling bij de derde stand was groot.

Zes weken later besloot de derde stand nogmaals een vergadering in te plannen. Er braken rellen uit en op 14 juli 1789 bestormden mensen de Bastille. Dit was het begin van de Franse revolutie.