Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
- 3 werkwoordsvormen onderscheiden: persoonsvormen, deelwoorden en infinitieven;
- herkennen hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd gebruik;
- herkennen hoe ik de persoonsvorm verleden tijd gebruik;
- het verschil tussen voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord omschrijven en een voorbeeld van beide geven;
- herkennen hoe ik Engelse werkwoorden vervoeg.