Digitale techniek bestaat uit een aantal onderdelen. Dat wordt schematisch weergegeven in figuur 1. Vrijwel alle systemen nemen iets uit hun omgeving waar. De koelkast meet de temperatuur in de koelkast, een satelliet in de ruimte neemt bepaalde golflengtes licht waar, een telefoon neemt een signaal van de zendmast waar etc. Dat waarnemen gebeurt met sensoren. Hoofdstuk 3 van de schakelmodule gaat over de waarnemingskant van een digitaal systeem. Vervolgens wordt die waarneming omgezet in een digitaal signaal. Dat betekent dat dat wat gemeten wordt omgezet wordt naar informatie waar computers mee overweg kunnen, 1'en en 0'en, wat we digitale data noemen. Die data worden vervolgens verwerkt (hoofdstuk 4) en opgeslagen en getransporteerd (hoofdstuk 5). Verwerken betekent dat er op basis van de data vervolgacties worden vastgesteld. Als de koelkast te warm is, moet de koelmotor aan, als een telefoon het signaal verliest, gaat hij op zoek naar een nieuw signaal, als het niveau in de brandstoftank te laag wordt, gaat het lampje aan etc. Die vervolgactie, de uitvoer, vindt plaats door actuatoren. Dat zijn apparaten die in de echte omgeving een effect hebben. Een lampje dat aangaat, een motor die gaat draaien, een speaker die geluid geeft, dat zijn allemaal actuatoren die aan het werk worden gezet. Deze uitvoer ('output') van een digitaal systeem komt in hoofdstuk 6 aan bod.