Je weet dat een wederkerend voornaamwoord zich aanpast aan het onderwerp.
Je weet dat het hoort bij een wederkerend werkwoord.
Je weet dat het kan lijken op een persoonlijk voornaamwoord. Weet je niet zeker waar je mee te maken hebt, gebruik dan de derde persoon (hij/zij) bij het wederkerend werkwoord. Het wederkerend voornaamwoord verandert dan in ZICH.
Wederkerig voornaamwoord
Je weet dat het wederkerig voornaamwoord een wederzijdse relatie aangeeft.
Het gaat om het woord ELKAAR
Betrekkelijk voornaamwoord
Je weet dat het betrekking heeft op een woord of zin waar het betrekkelijk voornaamwoord achter staat.
Je weet dat er vier belangrijke betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, wie, dat, wat.