“Hallo Gijs, ik wil graag iets tegen je zeggen. Het valt me op dat er veel dingen op je bureau liggen. Ik merk dat ik daar onrustig van wordt.”
“Dag Lida, Mag ik je iets teruggeven? Het valt me op dat jij altijd de notulen maakt. Ik word daar onzeker van want ik wil dat ook wel eens doen.”
“Dag Marcel, Ik zie dat je vaak als laatste weggaat van kantoor. Ik vraag me af hoe dat komt en hoe het met je gaat. Misschien zou je meer kunnen delen in vergaderingen.”
“Ha Willem, ik heb de indruk dat je de laatste tijd minder praat. Ik merk dat ik me zorgen maak. Kan je daar iets over zeggen?”