Een nieuwe volksvertegenwoordiging:
Frankrijk leed aan grote financiƫle problemen onder Lodewijk XVI. Hierom wilde de koning een voorstel om het belastingstelsel te veranderen voorleggen aan de Staten-Generaal. Op 5 mei 1789 kwamen de vertegenwoordigers van de drie standen bijeen in Versailles. Er waren 300 geestelijken, 300 edelen en 600 burgers.
De koning had alle vertrouwen dat de Staten-Generaal akkoord zou gaan met zijn voorstel, hij wilde per stand laten stemmen en ging ervan uit dat de eerste en tweede stand zijn voorstellen wel zouden steunen. De derde stand was het hiermee niet mee eens, zij wilden dat er per hoofd zou worden gestemd, aangezien zij het grootste gedeelte van het land vertegenwoordigden. Op de kaatsbaan richtten zij hun eigen vergadering op: De Nationale vergadering. Ook spraken zij af om niet uiteen te gaan voordat Frankrijk een grondwet had.
Val van de Bastille.
Het grootste deel van de Franse bevolking hoopte dat de Nationale Vergadering hun situatie zou verbeteren. Maar toen kwam het gerucht dat Lodewijk XVI soldaten naar Parijs zou sturen om leden van de Nationale Vergadering gevangen te nemen.
De Parijzenaren kwamen hierdoor in opstand en trokken op 14 juli met tienduizenden inwoners door de straten van Parijs. Op zoek naar wapens trokken zij naar de Bastille, een fort dat als gevangenis werd gebruikt. De bewakers van het fort gaven zich snel over en de koning wist deze opstand niet neer te slaan. Hij moest nu wel de Nationale Vergadering erkennen.
De Franse Revolutie was begonnen. Snel daarna sloeg de opstand over naar het platteland, waar arme boeren kloosters en kastelen plunderden en edellieden vermoordden.
In augustus 1789 keerde de rust tijdelijk terug, toen de Nationale Vergadering de voorrechten van de eerste en tweede stand afschafte.
Op 26 augustus werd de Verklaring van de Rechten van de Mens en de burger aangenomen. Daarin stond dat de Fransen gelijke rechten en plichten kregen.
In 1791 was de grondwet klaar. Met die grondwet kwam er een einde aan de absolute macht van de koning en rijke burgers kregen nu stemrecht.
Girondijnen en jacobijnen
Veel edelen voelden zich door al deze ontwikkelingen bedreigd en vluchtten naar het buitenland. In 1791 probeerde ook de koning met zijn gezin te vluchten. Dit mislukte. Kort hierna brak er ook nog eens oorlog uit tussen Frankrijk aan de ene kant, en Pruisen en Oostenrijk aan de andere kant. Veel Fransen waren bang dat de Europese vorsten Frankrijk zouden binnenvallen en de revolutie zouden terugdraaien.
De Revolutionairen beschuldigden Lodewijk XVI van landverraad, omdat hij buitenlandse vorsten zou hebben gevraagd om hem te helpen door het sturen van soldaten. De koning werd uiteindelijk in augustus 1792 ter dood veroordeeld, en op 21 januari 1793 werd Lodewijk XVI onthoofd. Frankrijk was nu een Republiek.
In de Nationale Vergadering waren op dat moment de girondijnen, de gematigde bourgeoisie, de baas. Veel Fransen waren echter ontevreden over hun bestuur en hun leider Brissot. De jacobijnen, gesteund door de arme bevolking, maakten van de situatie gebruik en grepen, onder leiding van Maximilien de Robespierre, de macht. Ze beloofden het gewone volk meer macht te geven en grond onder de boeren te verdelen.
Het nieuwe bestuur leidde tussen september 1793 en augustus 1794 tot een schikbewind: de Terreur. Iedereen die niet meewerkte, werd onder de guillotine onthoofd.