Past Simple of Past Continuous?

In de verleden tijd ken je in het Engels nu twee vormen: de Past Simple en de Past Continuous.

De Past Simple gebruik je bij korte gebeurtenissen en de Past Continuous gebruik je om te zeggen of laten zien dat je iets een tijdje deed.

 

Nu gaan we bekijken hoe je precies kunt weten wanneer je welke van deze twee tijden moet gebruiken én nemen we allebei de tijden nog een keertje door.

 

Hoe kun je weten welke of je de Past Simple of Past Continuous moet gebruiken?

Je hebt al een keertje gelezen over de signaalwoorden, dat zijn woorden of stukjes in een zin die aangeven in welke tijd de zin moet staan.

Voor de Past Simple zijn er signaalwoorden als: last week, last year, last month, yesterday, three days ago, in 2018.

 

Voor de Past Continuous zijn er signaalwoorden als: when, while, at the same time.

 

Door zulke woorden kun je goed zien welke tijd je precies moet gebruiken, maar soms staan ze wel eens niet in een zinnetje. Denk er dan aan dat je de Past Continuous gebruikt als iets in het verleden een langere tijd duurde.

 

Hoe maak je de Past Simple met een regelmatig werkwoord?

De regel is dat je een regelmatig werkwoord in de verleden tijd zet door -ed achter het werkwoord te zetten en dat het niet uitmaakt bij welke persoon dit is:

 

Er zijn wel een paar belangrijke regels of uitzonderingen:

Bij werkwoorden die eindigen op -e, plak je alleen nog maar -d erachter omdat de -e er al staat:

 

Bij werkwoorden die eindigen op -c, plak je -ked erachter:

 

Bij werkwoorden die eindigen op -y met een medeklinker ervoor, gebruik je -ied in plaats van de -y:

 

Bij werkwoorden die kort zijn of maar één klinker hebben en waarbij maar één klemtoon kan, schrijf je een extra medeklinker voor -ed:

 

Bij werkwoorden die eindigen op een 'l' met maar één klinker ervoor schrijf je een extra 'l':

 

Hoe maak je de Past Simple met een onregelmatig werkwoord?

Onregelmatige werkwoorden moet je eigen leren door ze vaak door te lezen en veel mee te oefenen, want ze zijn (zoals de naam al zegt) onregelmatig qua vorm.

Een paar voorbeelden van onregelmatige werkwoorden in de Past Simple zijn:

 

Hoe maak je de Past Continuous?

Om de Past Continuous te maken gebruik je was of were en een werkwoord waar je -ing achter plakt:

 

Belangrijke uitzonderingen in de Past Continuous:

 

Bij werkwoorden die eindigen op -e, krijg je -ing en haal je de -e weg:

 

 

Bij werkwoorden die eindigen op -c, krijg je een 'k' erbij voor -ing:

 

Bij werkwoorden die kort zijn of één klinker in zich hebben en waar maar één klemtoon kan, schrijf je een extra medeklinker voor -ing:

 

Bij werkwoorden die eindigen op een 'l' met maar één klinker ervoor schrijf je een extra 'l':

 

Extra oefenen met 'Past Simple of Past Continuous?':