Stap 1: Genotype vs fenotype

Je hebt in het vorige hoofdstuk geleerd over de geboorte van een mens. Ondertussen weet je ook dat het geen toeval is dat je bepaalde eigenschappen hebt van je ouders. Je DNA bepaalt van alles in je lichaam: hoe je eruit ziet, bepaalde karaktereigenschappen en je geslacht.

In dit hoofdstuk ga je leren hoe je kan berekenen wat de kansen zijn dat bepaalde eigenschappen wel of niet worden overgedragen aan de volgende generatie.

 

Gedurende dit hoofdstuk zijn er verschillende opdrachten die je maakt ook houd je een begrippenlijst bij, deze kan je elke les uitbreiden met nieuwe begrippen. Daarnaast eindig je steeds met een eindopdracht. Alle eindopdrachten vormen uiteindelijk de basis voor de afsluiting van dit hoofdstuk.

 

Wat leer je?

-  Aan het einde van stap 1.1 kan het verschil tussen genotype en fenotype benoemen met behulp van voorbeelden

- Na stap 1.2 kun je verklaren  waarom bepaalde eigenschappen erfelijke zijn en andere juist niet

- Na het afronden van de afrondingsopdracht fotocollage kan je bij jezelf beargumenteren welke eigenschappen bij jouw erfelijke zijn en welke eigenschappen zijn aangeleerd.

 

Wat ga je doen?

1. Lezen blz. 162 t/m 166 in het tekstboek (a.k.a. flexboek)

2. Maken opdrachten H12.1

3. Lesopdracht: wat is erfelijk?

4. Eindopdracht: een fotocollage maken