Opdracht 6. Meten = weten.

Schrijf de antwoorden in je schrift.

 

Practicum meten.

In teams staat een document. Dit heet 'Meten is weten' met je klas erachter.

Kies een vrij nummer uit en vul daar je waarden in. Let op dat jij zelf goed onthoud welk nummer jij bent! Doordat je zelf je nummer kiest weet niemand dat dit jouw gegevens zijn.

Vul alleen getallen in. De eenheden hoeven er niet achter.

Je gaat een aantal dingen meten. Vraag daarbij eventueel hulp van een klasgenoot. Als je alles gemeten hebt en in je schrift geschreven, ga je naar teams en vul je daar bij een gekozen nummer de waarden in.

1. Je lengte.

Pak een centimeterband of een rolmaat en een liniaal. Ga op je sokken, met je hakken naast elkaar, rechtop tegen de muur staan. Iemand anders legt de liniaal recht op het hoofd, hou de liniaal goed tegen de muur. Stap eronder weg en meet het aantal centimeter van de grond tot aan de liniaal. Schrijf je lengte op in centimeters.

Lengte = ……………………….

2. Gewicht.

Haal alle spullen uit je zakken (Ja, óók je telefoon). Ga op je sokken op een weegschaal staan. Noteer de gemeten waarde met de juiste grootheid en de juiste eenheid.

(tip: kijk goed in welke eenheid de weegschaal de waarde weergeeft)

Gewicht = ……………………….

 

3. Ademhalingsfrequentie.

Ga tegenover elkaar zitten, zo dat je borst en buik van de andere persoon kan zien.

Bekijk hoe de persoon adem haalt. Gaat de borst op en neer? Gaat de buik naar voren?

Als je gezien hebt hoe de persoon adem haalt, zet je je stopwacht aan en telt een minuut lang de ademhalingen die de persoon tegenover je doet. Elke inademing telt voor 1x.

Schrijf het getal wat je van de ander krijgt over jouw ademhaling op. (je wilt immers jouw eigen gegevens verzamelen)

Ademfrequentie =………………………

4. Hartfrequentie.

De hartfrequentie kan je zelf voelen. Daarvoor leg je de vingers van de ene hand op de slagader in de pols van de andere hand.

Ga rustig op een kruk zitten. Zoek je hartslag op in je pols. Laat iemand anders de stopwatch aan zetten en 30 seconden opnemen. Jij telt ondertussen het aantal hartslagen.

Na 30 seconden stop je met tellen. De uitkomst doe je x2 en dan heb je het aantal slagen per minuut.

Hartfrequentie in rust = …………………………….

 

Nu doe je de volgende oefeningen:

1 minuut hardlopen op de plaats

30 x knieheffen

10 squats

Meet direct daarna weer de hartfrequentie 30 seconden.

Doe de uitkomst x2

Hartfrequentie na inspanning = …………………………….

 

Wacht een minuut rustig op een stoel.

Meet  daarna weer de hartfrequentie 30 seconden.

Doe de uitkomst x2

Hartfrequentie 1 minuut na inspanning = …………………………….

 

Wacht weer minuut rustig op een stoel.

Meet  daarna weer de hartfrequentie 30 seconden.

Doe de uitkomst x2

Hartfrequentie 2 minuten na inspanning = …………………………….

 

5. Bloeddruk

Ga rustig zitten en doe de bloeddrukmeter om je linker pols.

Zet hem aan en wacht rustig af.

Niet praten of bewegen!

Als de bloeddrukmeter klaar is lees je de bovendruk en onderdruk af.

Bovendruk = ....................

Onderdruk = ....................

Opdracht:

Zoek op internet de gemiddelde waarden op voor iemand van jouw leeftijd.

Vul de volgende zinnen in en streep eventueel door wat niet op jou van toepassing is:

 

1. De gemiddelde lengte van meisjes / jongens van …..  jaar is:  ………… cm

    Ik ben langer / korter dan gemiddeld.

 

2. Het gemiddelde gewicht van een meisje / jongen van …… jaar is ……. kg.

  Ik ben zwaarder / lichter dan gemiddeld.

 

3. De gemiddelde ademhaling van een persoon in rust is …….. x per minuut.

  Ik haal sneller / langzamer adem dan gemiddeld.

 

4. De normale bloeddruk van een jongen / meisje van ……. jaar is  ……… / …………

   

5. De gemiddelde hartslag van een persoon in rust is …….. tot ……… x per minuut.

    Mijn hartslag in rust is hoger / lager dan gemiddeld.

 

    De gemiddelde hartslag van een persoon na inspanning is …….. tot ……… x per minuut.

    Mijn hartslag na inspanning is hoger / lager dan gemiddeld.