Opdracht 1. Je lichaam

Schrijf de antwoorden in je schrift.

Opdracht 1.

 

a. Schrijf 10 verschillende soorten weefsels in je lichaam op. Als je er nog meer weet, schrijf die dan ook op.

 

b. Schrijf  15 organen van je lichaam op. Weet je er meer, schrijf die dan ook op.

 

c. Schrijf 6 orgaanstelsels in je lichaam op. Weet je er meer, schrijf die dan ook op.

 

d. Bekijk de foto's van preparaten onder de microscoop. Welk weefsel zie je?

Kies uit: botweefsel, kraakbeenweefsel of spierweefsel.

Microscoop 1:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Microscoop 2:

 

Microscoop 3:

 

e. Wat zijn de overeenkomsten tussen het lichaam van een mens en het lichaam van een dier.

Schrijf op wat ze samen hebben en wat er verschillend is.

Vergelijk een mens met:

- Een hond.

- Een koe.

- Een kip.

- Een dolfijn.