Les 1: voorzetsels

VOORZETSELS

 

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Voorzetsels zijn vaak korte woorden, zoals in, door en op. Voorzetsels staan altijd in combinatie met andere woorden, bijvoorbeeld: op tafel; na schooltijd; door jou.

Vaak staan er woorden tussen het voorzetsel en het woord waarbij dat hoort: op de tafel; naast het bureau; na een halve minuut.

Zo vind je het voorzetsel:


Tip! Veel voorzetsels kun je combineren met het kooitje. Kijk maar naar het plaatje hieronder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 1
Maak onderstaande opdracht en wanneer je die hebt voltooid, maak je een screenshot. 

 

Opdracht 2
Schrijf de onderstreepte woorden over en zet erachter welke woordsoort het is. Kies uit: werkwoord (ww), (on)bepaald lidwoord (olw/blw), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn), aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw) en voorzetsel (vz).

1. We hebben gisteren broodjes gebakken boven het kampvuur.

2. Het castingbureau heeft Rick gevraagd om die rol in de reclame te spelen.

3. Elk jaar gaan we op vakantie een mooie wandeltocht maken.

4. Het leven in Alaska valt niet mee door de extreme weersomstandigheden.

5. Ik droomde laatst dat mijn droom uitkwam.

6. Wie van jullie heeft dat laatste stuk taart helemaal opgegeten?

7. In die krant staan vaak veel roddels over beroemdheden.

8. Door de hevige regenval in Zuid-Frankrijk is dat gebied helemaal overstroomd.

 

Opdracht 3
Klik op onderstaande linkjes en maak de opdrachten.

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-voorzetsels-niveau-brugklas/

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-voorzetsels-2/

 

 

Hieronder vind je de antwoorden van opdracht 2:

antwoorden