Les 1: bijvoeglijke naamwoorden

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

 

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) vertelt iets over het zelfstandig naamwoord. Een voorbeeld hiervan is: een spannende film. Het bijvoeglijk naamwoord spannende zegt iets over de het zelfstandig naamwoord film.

Zo vind je een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord ...:


Je schrijft een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Je kiest dus altijd voor de kortste vorm van het woord: rood rode; groot grote; kaal ⇒ kale.

Er zijn op deze regel wel uitzonderingen, bijvoorbeeld het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.  
 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Er bestaan ook stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Deze bijvoeglijke naamwoorden geven aan van welke stof/ welk materiaal iets is gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn: zilveren armband; plastic tas; houten tafel.

Waar je een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk schrijft, schrijf je het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord met -en wanneer dit kan: houten, stenen, gouden, ijzeren, koperen etc.

 

Bij plastic en nylon kan dit weer niet.  

 


Werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Sommige werkwoordsvormen kan je ook gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.

Voorbeelden hiervan zijn:

invullen (ww) ⇒ het ingevulde (bn) formulier

teleurstellen (ww) ⇒ de teleurgestelde (bn) trainer

winnen (ww) ⇒ de gewonnen (bn) wedstrijd


Wanneer je te maken hebt met een werkwoord dat in de voltooide tijd op -en eindigt, moet je deze ook met een -en schrijven als het een bijvoeglijk naamwoord is:

winnen (ww) ⇒ ik heb gewonnen ⇒ de gewonnen (bn) wedstrijd

braden (ww) ⇒ ik heb gebraden ⇒ de gebraden (bn) kip    

 

 

Opdracht 1
Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in. Je hoeft het schema niet over te nemen, maar je kan het als volgt noteren: zielige - zielig - zielig

het zielige vogeltje

een zielig vogeltje

Het vogeltje is zielig.

de nieuwe telefoon

een … telefoon

De telefoon is ….

het saaie toneelstuk

een … toneelstuk

Het toneelstuk is ….

de … trui

een … trui

De trui is blauw.

het … schilderij

een … schilderij

Het schilderij is mooi.

de kale man

een … man

De man is ….

 

 

Opdracht 2
Noteer van onderstaande zinnen alleen de bijvoeglijke naamwoorden.

1. De les begon met een kort filmpje over het stenen tijdperk.

2. De trotse burgemeester onthulde een enorm beeld van een bekende dichter.

3. Met dit koude weer neemt Gerard het liefst een hete douche.

4. Van mijn lieve vriend kreeg ik een grote doos met Belgische bonbons.

5. Dat mooie satijnen dekbed heeft een dure uitstraling.

6. Hidde kocht een ronde beukenhouten tafel bij een Amerikaans bedrijf.

 

 

Opdracht 3
Schrijf van de onderstreepte woorden op wat voor soort woord het is. Kies uit: werkwoord (ww), (on)bepaald lidwoord (olw of blw), zelfstandig naamwoord (zn) en bijvoeglijk naamwoord (bn). Je hoeft alleen de onderstreepte woorden te noteren (net als in de vorige les).

1. Heb je het bijgevoegde formulier al ingevuld?

2. De foto's die de fotograaf heeft gemaakt, zijn erg mooi geworden.

3. De diamanten oorbellen die zij droeg op haar bruiloft waren prachtig.

4. De leren laarzen zijn dan wel afgeprijsd, maar nog steeds heel duur.

5. De sterke man heeft een zwarte band verdiend.

 

 

Opdracht 4
Klik op onderstaande linkjes en maak de opdrachten.


1. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefenening-bijvoeglijke-naamwoorden-niveau-brugklasklas-2-havovwo-2f/

2. https://www.cambiumned.nl/oefeningen/bijvoeglijke-naamwoorden/

 

 

antwoorden opdracht 1, 2 en 3