Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
Voor we aan de slag gaan met voor- en achtervoegsels is het belangrijk dat je weet wat een afleiding is.
Afleiding
Eerder dit jaar heb je geleerd wat een samenstelling is. Een voorwaarde voor een samenstelling is dat die bestaat uit twee bestaande woorden (tuin + broek). Oftewel deze woorden kunnen los van elkaar worden gebruikt.
Bij een afleiding heb je juist te maken met grondwoord* met daarvoor een voorvoegsel of een achtervoegsel. Het grondwoord is wel een bestaand woord, maar deze voor- en achtervoegsels kunnen niet zelfstandig worden gebruikt.
*Een grondwoord is de basis van een woord ⇒ die zelfstandig te gebruiken is.
Neem bijvoorbeeld het woord verliefdheid ⇒ verliefd is hier het grondwoord en kan zelfstandig voor komen. Dat geldt niet voor -heid. Dit is een achtervoegsel en niet zelfstandig te gebruiken.
Meer voorbeelden van afleidingen zijn: onschuldig, vriendelijk, bevriezen, respectloos en ex-president.
Afleidingen zijn dus woorden die bestaan uit een grondwoord in combinatie met een voor- en/of achtervoegsel.
Voorvoegsels
Een voorvoegsel is een woord(je) dat voor een grondwoord staat. Het grondwoord is het belangrijkste woord (zelfstandig naamwoord). Een grondwoord is op zichzelf te gebruiken. Een voorvoegsel kun je niet los gebruiken, maar moet altijd in combinatie met een ander woord (grondwoord) staan.
Een voorvoegsel kan je helpen om de betekenis van een woord te vinden. Daarvoor is het wel belangrijk dat je weet wat verschillende voorvoegsels betekenen (zie schema).
Je hebt veel verschillende voorvoegsels, maar de meest voorkomende vind je in het schema hieronder.
voorvoegsels |
betekenis |
voorbeeld |
a-, ab- |
niet |
asociaal, absent |
anti- |
tegen |
antiroosshampoo |
wan |
slecht |
wantrouwen, wanhoop |
de- |
slecht, naar beneden |
defect, degradatie |
des- |
niet, geen |
desinteresse |
dis- |
verkeerd, niet |
diskwalificatie |
ge- |
|
gebeurd, geduld |
be- |
|
bedoel |
ver- |
|
verhaal |
her- |
opnieuw |
heropvoeding, hergebruiken |
inter- |
tussen |
interland |
mis- |
verkeerd |
misoogst, mislukt |
on- |
niet |
ongeïnteresseerd, ongeluk |
over- |
te veel |
overspannen, overbelast |
pre- |
voor (van tijd) |
prehistorie |
non- |
niet, zonder |
non-actief |
re- |
opnieuw, in plaats van |
reïntegratie, representatie |
ex- |
niet meer |
ex-vriend |
Waarschijnlijk gebruik je de meeste voorvoegsels al regelmatig. Een voorvoegsel kan je dus helpen om de betekenis van een woord te vinden. Bijvoorbeeld in de zin: Plastic flessen kun je heel goed hergebruiken. Her- betekent opnieuw. Hergebruiken is dus iets opnieuw gebruiken.
Achtervoegsels
Bij een achtervoegsel werkt het eigenlijk precies hetzelfde als bij een voorvoegsel, alleen staat het woordje niet voor, maar juist achter het grondwoord. Je kunt de betekenis van een woord met een achtervoegsel vaak zelf raden, bijvoorbeeld in de zin:
Mijn buurman is een echte Drentenaar.
In Drentenaar herken je vast het woord Drenthe en het achtervoegsel -naar. Een Drentenaar is dus iemand die uit Drenthe komt.
Veel voorkomende achtervoegsels zie je in onderstaand schema.
achtervoegsels |
voorbeeld |
-achtig |
meisjesachtig |
-baar |
bruikbaar |
-theek |
bibliotheek |
-heid |
verliefdheid |
-ief |
subjectief |
-ig |
gelukkig |
-vol |
begripvol |
-(i)teit |
puberteit |
-kundig |
vakkundig |
-(e)lijk |
gevaarlijk |
-rijk |
dierenrijk |
-vaardig |
slagvaardig |
-wekkend |
angstwekkend |
-zaam |
behulpzaam |
-loos |
zinloos |
-ing |
regering |
- aard |
luiaard |
Opdracht 1
Hieronder staan verschillende afleidingen. Benoem van elke afleiding het grondwoord en het voor- en/of achtervoegsel. Maak twee kolommen in je schrift waarbij je boven de eerste kolom grondwoord noteert en boven de tweede kolom voor-/ achtervoegsel.
1. gelukkig
2. jongentje
3. onschuldig
4. goochelaar
5. misverstand
6. werkbaar
7. ex-minister
8. herbeleven
9. bloempje
10. gevaarlijk
11. prehistorie
12. ondankbaar
13. tijdloos
14. puberteit
Opdracht 2
Hieronder zie je een schema staan met in de eerste kolom voorvoegsels. In de tweede kolom staan de grondwoorden. Zoek de juiste combinaties van de voorvoegsels en grondwoorden bij elkaar en schrijf de afleiding op. Maak er vervolgens een zinnetje mee.
Schrijf het als volgt op in je schrift: re + integratie = re-integratie → Zij start een project van re-integratie.
voorvoegsel |
grondwoord |
afleiding |
zin |
on- |
daad |
|
|
ex- |
kauwen |
|
|
a- |
hoop |
|
|
her- |
integratie |
re-integratie |
Zij start een project van re-integratie. |
wan- |
actief |
|
|
non- |
realistisch |
|
|
inter- |
sociaal |
|
|
mis- |
minister |
|
|
re- |
land |
|
|
Opdracht 3
Maak onderstaande opdracht.
Opdracht 4
Hieronder zie je een schema staan met in de eerste kolom achtervoegsels. In de tweede kolom staan de grondwoorden. Zoek de juiste combinaties van de achtervoegsels en grondwoorden bij elkaar en schrijf de afleiding op. Vervolgens maak je er een zinnetje mee.
Schrijf het als volgt op in je schrift: loos + nut = nutteloos → Ik voel mij nutteloos.
grondwoord |
achtervoegsel |
afleiding |
zin |
strijd |
-vol |
|
|
disco |
-baar |
|
|
respect |
-vaardig |
|
|
lach |
-loos |
|
|
kind |
-zaam |
|
|
boos |
-wekkend |
|
|
lang |
-heid |
|
|
nut |
-theek |
nutteloos |
Ik voel me erg nutteloos. |
dank |
-ig |
|
|
product |
-achtig |
|
|
verdriet |
-ief |
|
|
Hieronder vind je antwoorden van opdracht 1, 2 en 4:
EXTRA VOOR ALS JE EERDER KLAAR BENT:
Keuzeopdrachten:
Opdracht A
Schrijf in je thuiswerkdocument bij elke woordgroep welke afleiding erbij hoort.
Voor/ achtervoegsel |
grondwoord |
afleiding |
niet |
sociaal |
|
tegen |
Rusland |
|
vroegere |
president |
|
niet |
mogelijk |
|
tussen |
regio’s |
|
geen |
fictie |
|
met veel |
begrip |
|
geen |
nut |
|
persoon uit |
Hilversum |
|
Klaar? Kijk je antwoorden dan na.
Opdracht B
Je hebt nu veel geleerd of samenstellingen, grondwoorden en afleidingen.
Ga voor deze opdracht naar onderstaande site, lees daar de uitleg nog even door en maak dan de oefening.
http://www.vmsroeselare.be/Educatief/oefnndl/taalschat1/samenstellingen12.htm