Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren

Let op: de leerstof in het rood is alleen voor HV!

 

Jagers en verzamelaars

 

In 1940 ontdekten vier Franse jongens bij het plaatsje Lascaux een enorme grot. Toen ze hier naar binnen gingen, zagen ze dat de muren bedekt waren met allerlei schilderingen. Door deze ontdekking zijn we ontzettend veel te weten gekomen over de prehistorie. Neem ook een kijkje: https://archeologie.culture.fr/lascaux/en/visit-cave.

 

Onderzoekers bestuderen in 1940 voor een van de eerste keren de grotten van Lascaux

lascaux

 

Uit de grotschilderingen bleek dat de mensen die ze gemaakt hadden, niet op een vaste plek woonden, maar vooral rondtrokken. Mensen zonder vaste woonplaats, worden ook wel nomaden genoemd. Nomaden trekken rond omdat ze steeds weer op zoek moeten naar nieuw voedsel. Hun middelen van bestaan waren jagen, vissen en voedsel verzamelen.

 

In een dorp was er vaak een duidelijke taakverdeling: de mannen gingen jagen, vrouwen verzamelden dingen uit de natuur en zorgden voor de opvoeding van de kinderen. Mensen die vooral leefden van het jagen op dieren en het verzamelen van eetbare dingen, zoals bessen en noten, noemen we jagers-verzamelaars.

 

Een hut van jagers-verzamelaars

hut

 

Maar hoe weten we dit? Aan de hand van allerlei overblijfselen uit het verleden kunnen archeologen de tijd waarin de jagers-verzamelaars leefden bestuderen en soms zelfs nabootsen. Dit kan van alles zijn: potten, wapens, gebruiksvoorwerpen, restanten van hutten, sieraden, enzovoorts. Door te bekijken welke wapens jagers-verzamelaars gebruikten, weten we op welke dieren zij joegen. Maar aan één vondst heb je vaak niet genoeg, er is meer ‘bewijs’ nodig.

 

Bronnen die archeologen kunnen gebruiken om een reconstructie te maken

reconstructie

 

Door verschillende vondsten/bronnen te gebruiken, kan er een goede reconstructie gemaakt worden. Verder kunnen samenlevingen uit de prehistorie vergeleken worden met hedendaagse samenlevingen. Je krijgt bijvoorbeeld een goed beeld van het leven van jagers-verzamelaars door tegenwoordige jagers-verzamelaars in het Amazoneregenwoud of in het Noordpoolgebied te bestuderen.

 

De eerste boeren

 

Nomaden in het zuidwesten van Azië aten granen en peulvruchten, zoals tarwe, gerst en erwten. Deze gewassen kwamen daar van nature voor, maar al snel ontdekten de nomaden dat ze deze gewassen gemakkelijk zelf konden kweken op een akker. Ze hoefden eigenlijk alleen maar te zaaien en te planten en een paar maanden later was er een goede oogst. Op deze manier maakten zij een begin met de akkerbouw.

 

Het gebied waar voor het eerst aan landbouw gedaan werd, wordt ook wel de vruchtbare halvemaan genoemd (zie kaart). De grond is hier erg vruchtbaar, dat komt doordat deze gebieden in de buurt van grote rivieren liggen, zoals de Nijl, de Eufraat en de Tigris. Elke keer als de rivier overstroomt, blijft er een vruchtbaar laagje klei achter.

 

De vruchtbare halvemaan

kaart

 

Vanaf 8000 v.C. gingen mensen ook voor het eerst wilde dieren temmen. Schapen, geiten en zwijnen werden naast en in de boerderijen gehouden voor de melk, het vlees, vachten of de huiden (voor het maken van leer). Dieren werden ook gebruikt voor het tillen en slepen van zware werktuigen of het ploegen van de grond. Het houden van dieren heet veeteelt.

 

Egyptische schildering van het oogsten

 

De landbouw bereikte rond 6500 v.C. Europa en rond 5300 v.C. was er voor het eerst landbouw in Nederland. Dit was in Zuid-Limburg. Het duurde daarna nog bijna 2000 jaar voordat er ook in de rest van Nederland landbouw werd bedreven.

 

De overgang van het jagen en verzamelen naar landbouw vanaf 10.000 v.C., noemen we de landbouwrevolutie. Een revolutie is een grote, blijvende verandering. Meestal duurt een revolutie niet heel lang, maar de landbouwrevolutie duurde meerdere millennia en verschilde van plaats tot plaats. Toch is het zo’n grote verandering, dat het een revolutie genoemd wordt. Landbouw was het belangrijkste middel van bestaan geworden: de landbouwsamenleving was ontstaan.

 

Op een gegeven moment werden mensen afhankelijk van de landbouw. In het begin was het vooral bedoeld als aanvulling op het jagen en verzamelen. Maar doordat er steeds meer voedsel geproduceerd werd, groeide de bevolking. Deze mensen moesten natuurlijk ook genoeg te eten hebben, dus de voedselproductie werd verder uitgebreid.

 

Om hun akkers, weiden en boomgaarden goed te kunnen onderhouden, gingen de boeren er dichtbij wonen. Ze bouwden grote, stevige huizen en boerderijen van hout en leem. In Zuid-Limburg zijn restanten van een boerderij uit 5000 v.C. gevonden: deze was maar liefst 30 meter lang en 8 meter breed! Ook maakten zij potten en kruiken van klei, om oogsten te bewaren voor tijden dat er minder voedsel was.

 

Een trechterbeker, gevonden in Drenthe

trechterbeker

 

In de periode tussen 4900 en 2750 v.Chr. bestond in Nederland, met name in Drenthe en Groningen, de zogenoemde Trechterbekercultuur. Deze cultuur is vernoemd naar de typische aardewerkvorm (trechterbekers, zie afbeelding) die toen veel gebruikt werd.

 

Nagebouwd huis uit de Trechterbekertijd

hutten

 

In de eerste landbouwgebieden zijn ook graven gevonden. De boeren gingen hun doden op een vaste plaats bij hun huis begraven of cremeren. De bekendste archeologische overblijfselen uit deze tijd zijn de hunebedden, waarvan Nederland er 53 telt. 52 van deze 53 Nederlandse hunebedden bevinden zich in Drenthe, Groningen telt er één. De graven laten zien dat deze mensen in een leven na de dood geloofden en hun voorouders vereerden. In de graven worden vaak potten, sieraden of andere voorwerpen gevonden, die meegegeven werden voor in het hiernamaals.

 

Volgens een legende bouwden reuzen bouwen de hunebedden (ets van Gerrit van Goedesbergh in een boek van Picardt, 1660)

 

Het ontstaan van steden

 

Het verhaal van Atrahasis

 

Het verhaal van Atrahasis is een voorbeeld van een mythologisch verhaal uit Mesopotamië, het gebied tussen de Eufraat en de Tigris. Mensen in die tijd konden nog niet alles verklaren, dus bedachten ze mythes. De bevolking had enorm respect voor de natuurkrachten, zoals de rivier en de bergen. Voor al deze verschijnselen, werden goden bedacht. Een godsdienst met meerdere goden noem je een polytheïstische godsdienst. Een godsdienst met maar één god, zoals de islam, het christendom en het jodendom, noem je een monotheïstische godsdienst (mono = 1, poly = meerdere).

 

De rivieren overstroomden en lieten, zoals je al weet, een vruchtbaar laagje klei achter. Maar in de zomer was het vaak te droog en te warm. Daar bedachten de Mesopotamiërs wat op: ze moesten het land wel bevloeien met rivierwater (irrigatie). Hiervoor was het wel nodig om dammen en kanalen te bouwen. Voor dat alles was veel organisatie nodig. Degenen die zich daarmee bezighielden, waren geen boer. Dat hoefde ook niet meer, want de landbouw leverde genoeg op. Vanaf ongeveer 3500 v.C. groeiden tientallen dorpen uit tot steden. In Mesopotamië ontstond de eerste landbouwstedelijke samenleving.

 

Muurschildering van irrigatie in het oude Egypte

egypte

 

In een landbouwstedelijke samenleving was niet meer iedereen boer of jager-verzamelaar. Er waren ook ambtenaren, priesters, militairen, kooplieden en ambachtslieden. Het was belangrijk dat er in de steden nijverheid was en dat er handel werd gedreven. Kooplieden ruilden bijvoorbeeld aardewerk en textiel voor hout en metaal uit een ander gebied. Met nijverheid wordt het maken en bewerken van goederen bedoeld.

 

Ook ontstonden er voor het eerst grote sociale verschillen. Sommige mensen waren erg rijk en machtig en anderen arm. De rijkste en machtigste man in de stad was de koning, die met zijn personeel over de bevolking heerste. Een land dat bestuurd wordt door een koning, noem je een monarchie.

 

Dat er een bestuur was, had een belangrijk gevolg: de uitvinding van het schrift. In Sumerië (in Mesopotamië) ontstond rond 3000 v.C. het spijkerschrift. Ambtenaren hielden van alles bij, bijvoorbeeld de prijzen van goederen of de hoeveelheid oogst. Ze krasten in kleitabletten kleine tekentjes, die zich uiteindelijk ontwikkelden tot letters. Met de ontwikkeling van het schrift eindigde officieel de prehistorie en begon de geschiedenis (historie), de tijd van de geschreven bronnen. Een historicus onderzoekt schriftelijke bronnen.

 

Een van de eerste loonstrookjes, in spijkerschrift

loon