Lees -Theorie week 1

Week 1: Introductie in kostengeoriënteerde prijsbepaling en de standaard integrale kostprijsmethode

 

Leerdoelen week 1:

1. Je begrijpt de rol van kostprijsberekeningen t.b.v. de prijsbepaling en het verschil tussen de 'direct costing' en de 'integrale kostprijs' methodes.

2. Je begrijpt de standaard integrale kostprijs en kunt deze berekenen.

3. Je kunt in een handelscontext de standaard integrale kostprijs terugrekenen vanaf een gegeven nettowinstmarge.

 

Inleiding

Een ideaal systeem om de prijs van een product of dienst vast te stellen bestaat niet; elke methode heeft zijn voor- en nadelen. De eenvoudigste - en in Nederland de meest toegepaste manier van prijsbepalen - is op basis van kosten.

Voor bedrijven die de prijzen van hun producten of diensten op de kostprijs baseren, zijn de reacties van kopers en de prijzen van concurrenten van minder belang. Meer marketinggerichte ondernemingen zullen echter de voorkeur geven aan een meer vraaggeoriënteerde prijsbepaling, een concurrentiegeoriënteerde prijsbepaling of een benadering waarin aspecten van de kosten-, vraag- en/of concurrentiegeoriënteerde prijsbepaling worden meegenomen.

In het figuur hieronder worden de vier verschillende prijsstrategieën geïllustreerd. De meer marketinggerichte prijsstrategieën worden behandeld in de marketinglijn. In deze cursus gaan we ons enkel richten op de kostengeoriënteerde prijsbepaling.

 

Om de verkoopprijs te kunnen bepalen is het nodig voor de onderneming om alle voorzienbare kosten voor het product te kennen. Als de onderneming weet wat het kost om iets te produceren (of het nu een product of een dienst is), dan kan daar een winstpercentage aan worden toegevoegd om zo de verkoopprijs te bepalen. Wanneer we een kostprijs berekenen van een product dat alle kosten absorbeert – en dat is altijd het geval bij kostengeoriënteerde prijsbepaling – wordt dat de integrale kostprijsmethode of absorption costing genoemd. In weken 1 t/m 3 zullen diverse integrale kostprijsmethodes aan bod komen.

Direct costing versus integrale kostprijsberekening

In tegenstelling tot de integrale kostprijsmethode worden bij direct costing alleen de directe variabele kosten aan producten/diensten toegerekend. Volgens deze methode zou een meubelfabriek voor de kostprijs van een geproduceerde stoel alleen de grondstoffen (direct en variabele kosten) laten meewegen. Alle overige kosten zoals de huisvestingskosten of arbeidsloon worden niet meegenomen in de kostprijsoverweging. Deze methode is dus niet per se handig voor het vaststellen van de verkoopprijs (deze zouden immers te laag zijn). Maar het levert wel interessante informatie op voor het berekenen van bijvoorbeeld de break-even omzet, de veiligheidsmarge of de benodigde afzet bij een gewenst winst. Hier wordt in week 4 aandacht aan besteed.

Standaard integrale kostprijsberekening

We gaan de eerste drie weken dus eerst aan de slag met verschillende methodes om een integrale kostprijs te berekenen.

De meest eenvoudige hiervan is de standaard integrale kostprijsberekening, waarin de verwachte totale variabele kosten wordt gedeeld door de werkelijke (of verwachte) aantal geproduceerde producten. En daar de totale constante kosten gedeeld door de normale aantal geproduceerde producten bij op te tellen.

De formule voor de standaard integrale kostprijs = (Totale Constante Kosten / Normale productie) + (Totale Variabele Kosten / Werkelijke productie). In een handelscontext wordt ‘productie’ vervangen met ‘afzet’ maar de formule is natuurlijk hetzelfde.

Formule standaard integrale kostprijs:

Integrale kostprijs = C/N + V/W