We kunnen de urbanisatie van Nederland opdelen in drie fases:
1. Mensen verhuisden na 1900 van het platteland naar de stad. In de stad was namelijk toen veel meer werk. Hierdoor groeiden de steden enorm
2. Mensen verhuisden vanaf 1960 van de stad naar het platteland. Ze hadden namelijk meer geld en wilden groter en rustiger wonen. Dit was dus de suburbanisatie. De suburbs waar ze gingen wonen werden steeds groter en zijn nu ook soms steden. Een voorbeeld hiervan in Nederland is Zoetermeer. Wel bleven ze werken in de stad, dus gingen ze vanuit de suburbs met de auto naar de stad.
3. Nu (vanaf 2000) trekken veel jonge mensen naar de stad. Zij doen dit, omdat ze daar vaak werken of een opleiding volgen. Er komen steeds meer voorzieningen er bij in de stad. Dus het voorzieningenniveau stijgt. Maar in het oosten van het land en in kleine dorpjes daalt dat voorzieningenniveau juist, winkels en scholen sluiten hun deuren. Er zijn namelijk niet meer genoeg mensen die hier gebruik van maken.
Hieronder in het filmpje zien jullie wat de gevolgen kunnen zijn, als veel mensen naar de stad verhuizen zoals is uitgelegd bij puntje 3.