Samenvatting

Internationale ontwikkelingen samenvatting examenstof.pdf

Kennisbank Economie Buitenland

Bij dit onderdeel wordt gekeken naar import en export, Europa en de ontwikkelingslanden. Het is belangrijk om te weten dat Nederland een open economie is. Voor Nederland is internationale handel van groot belang. Je moet weten wat import is en waarom we goederen en diensten importeren. Andersom moet je ook weten wat export is.

Als er internationaal zaken wordt gedaan, krijg je vaak te maken met andere valuta en wisselkoersen. Je moet de relatie kunnen leggen tussen de wisselkoersen en het effect op bestedingen en werkgelegenheid. Ook is het goed om te weten wat protectionisme is. En welke vormen protectionisme er bestaan, zoals invoerrechten.

Het is belangrijk om te weten dat er in Europa een gezamenlijke markt is gecreëerd. Hier is vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal mogelijk. Je moet hierbij de voor- en nadelen kunnen benoemen.

Het laatste onderwerp gaat over ontwikkelingslanden. Vooral over de problemen die ontwikkelingslanden ondervinden in de internationale handel. Je moet de kenmerken van een ontwikkelingsland weten te benoemen. Bijvoorbeeld laag inkomen en grote werkloosheid. Ook komt terug wat ontwikkelingshulp is. Je moet weten in welke vormen rijke landen ontwikkelingshulp bieden.

Waarom handel met het buitenland?

Import of invoer of importeren is het kopen van buitenlandse goederen en diensten.

Export of uitvoer of exporteren is het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.

Er zijn verschillende redenen om met het buitenland te handelen, er zijn dus verschillende redenen voor export en import:
- de productie is goedkoper in sommige landen
- producten uit andere landen hebben een betere kwaliteit
- grondstoffen zijn niet in alle landen beschikbaar
- het klimaat is anders in sommige landen

Het totale bedrag dat we betalen voor alle geïmporteerde producten noemen we de invoerwaarde.
Het totale bedrag dat we ontvangen voor alle geëxporteerde producten noemen we de uitvoerwaarde.

De handelsbalans of goederenbalans geeft een overzicht van de invoerwaarde en uitvoerwaarde van alle goederen en diensten.

Als de uitvoerwaarde hoger is dan de invoerwaarde is er een overschot op de handelsbalans (goederenbalans). Het saldo van de handelsbalans is dan positief.

Als de invoerwaarde hoger is dan uitvoerwaarde de is er een tekort op de handelsbalans (goederenbalans). Het saldo van de handelsbalans is dan negatief.

Naast goederen worden er ook diensten verhandeld. Bijvoorbeeld transport, toerisme en baggerdiensten. Diensten komen op de dienstenbalans.

Internationale handel is het kopen en verkopen met het buitenland. Importeren en exporteren.

Het nationaal inkomen bestaat uit alle inkomens van alle bewoners van een land bij elkaar opgeteld. Nederland geeft het meeste geld uit aan het importeren van goederen en ontvangt het meeste geld met het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland. Nederland is dus zeer afhankelijk van de handel met het buitenland. Dit noemen we een open economie. Een land dat weinig aan handel doet heeft een gesloten economie.

Tegenwerken of samenwerken?

Invoerrechten zijn een importbelasting, hierdoor worden producten uit andere landen duurder en zullen mensen eerder producten van de eigen economie kopen. Het is ook mogelijk om een maximale hoeveelheid (=contingent) te importeren producten vast te stellen of hele strenge eisen aan de producten te stellen. Ook bestaan er exportsubsidies. Dit zijn subsidies aan bedrijven, waardoor zij goedkoper hun eigen product kunnen verkopen.

Dit zijn allemaal protectiemaatregelen.

Protectionisme zijn alle maatregelen die landen nemen om de economie van het eigen land te beschermen. Hierdoor wordt het voor de goedkoop producerende landen minder makkelijk om hun producten in de EU te verkopen.

Bij de handel in de EU zijn er tussen de onderlinge langen geen protectiemaatregelen! Er is vrijhandel als er geen belemmeringen bij de handel tussen landen zijn. Door vrijhandel kunnen landen die het beste een product kunnen maken zich hier in specialiseren en zo goedkoop mogelijk maken. Dit noemen we internationale arbeidsverdeling.

Veel producten die we gebruiken komen uit andere landen en dus niet uit Nederland. Omdat de landen in Europa veel samenwerken kunnen we producten uit andere landen makkelijk kopen. De Europese Unie (EU) is het economische samenwerkingsverband van 27 Europese landen.

Vrij verkeer van personen wil zeggen dat je je vrij binnen de EU kunt bewegen. Je kunt in ieder EU land gaan wonen, studeren of werken.

Vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal wil zeggen dat er vrij gehandeld kan worden binnen de EU. Bedrijven mogen hierdoor ook vrij verhuizen binnen de EU, bijvoorbeeld naar een land waar er goedkoper geproduceerd kan worden.

Door het vrije verkeer in de EU lijkt de EU een groot economisch land in plaats van verschillende landen. In de winkel kun je producten uit veel verschillende winkels kopen. De EU is een interne markt. Dat wil zeggen dat de grenzen van de EU landen open zijn voor elkaar goederen en diensten.

De regels in de EU worden steeds meer hetzelfde. Dit noemen we harmonisatie. Hierdoor ontstaat er tussen de EU landen eerlijkere concurrentie. Door verschillen in BTW en belastingen kan er namelijk oneerlijke concurrentie ontstaan. Voor de consument is dit voordelig omdat de prijzen dan lager worden. Ook komen er standaardmaten.

Doordat er een interne markt in de EU is, kunnen producten over heel de EU verkocht worden. Belangrijk is wel dat deze producten veilig voor de mens en het milieu zijn. De EU probeert de regels voor veiligheid, milieu en gezondheid in de hele EU gelijk te maken. Dit noemen we harmoniseren.

De euro is de munt die we in Nederland en veel andere landen gebruiken. Maar niet in heel de EU wordt de euro gebruikt. De Europese Monetaire Unie (EMU) zijn de landen die allemaal de euro gebruiken. Om als land mee te kunnen doen aan de euro moet een land aan een aantal eisen voldoen. Zo mag een land een begrotingstekort hebben wat niet te hoog is en moet een land weinig inflatie hebben. Ook moet het land een niet al te hoge staatsschuld hebben.

De euro is handig omdat je in de eurozone geen geld meer hoeft te wisselen, prijzen kun je makkelijk vergelijken en je hebt geen wisselkoersverschillen.

Hoe is de welvaart verdeeld?

Het nationaal inkomen bestaat uit alle inkomens van alle bewoners van een land bij elkaar opgeteld. Als je het nationaal inkomen deelt door het aantal inwoners van een land dan bereken je het inkomen per hoofd van de bevolking.

Om de welvaart tussen landen goed te vergelijken moet je ook letten op:
- in landen kunnen hele grote inkomensverschillen zijn (weinig hele rijke mensen en enorm veel hele arme mensen)
- tussen landen kunnen er grote prijsverschillen voor producten zijn. Je kunt de koopkracht dan niet goed vergelijken.
- in arme landen is er vaak veel informele productie en zelfvoorziening. Dit telt niet mee bij het nationaal inkomen, maar zorgt wel voor welvaart.

In landen waar de mensen arm zijn, is er vaak geen goede zorg. Ook is er weinig onderwijs en geen goede gezondheidszorg. Dit soort landen noemen we ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden worden ook wel eens Derde Wereld genoemd.

De ruilvoet is de verhouding tussen de prijzen van de exportgoederen en de prijzen van de importgoederen. Voor ontwikkelingslanden is het meestal zo dat de ruilvoet slechter wordt. Het ontwikkelingsland moet dan meer exporteren om dezelfde hoeveelheid goederen te kunnen importeren.

Derdewereldlanden produceren veel landbouw. Hier is echter niet zo veel mee te verdienen als met industriële producten. De exportopbrengsten voor derdewereldlanden zijn hierdoor vaak laag. Omdat de import steeds duurder wordt, hebben derdewereldlanden vaak enorme tekorten op de handelsbalans.

Er is sprake van een monocultuur als een land voor de export afhankelijk is van een of enkele producten.

Hoe help je een ontwikkelingsland?

Als ontwikkelinglanden problemen hebben kunnen ze op twee manieren geholpen worden. Via noodhulp, dit is snelle hulp die bestaat uit voedsel, medicijnen en tenten. Ook kan dit via structurele hulp dat is ontwikkelingshulp gericht op de lange termijn, waardoor deze landen zelfstandiger kunnen worden.

Veel ontwikkelingslanden zitten in een vicieuze cirkel. De problemen herhalen zich en zijn zonder hulp niet op te lossen.

Ook is er veel kinderarbeid in ontwikkelingslanden.

Steeds meer producten die we kopen uit ontwikkelingslanden zijn Fair trade. Fair trade staat voor eerlijke handel. Hierdoor worden mensen minder uitgebuit in ontwikkelingslanden en zal kinderarbeid verdwijnen.

Veel export uit ontwikkelingslanden wordt tegengehouden door de Westerse landen om dat die vaak aan protectiemaatregelen doen.

 

Hoezo internationaal?

Import of invoer of importeren is het kopen van buitenlandse goederen en diensten.

Export of uitvoer of exporteren is het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.

Het totale bedrag dat we betalen voor alle geïmporteerde producten noemen we de invoerwaarde. Het totale bedrag dat we ontvangen voor alle geëxporteerde producten noemen we de uitvoerwaarde.

De handelsbalans of goederenbalans geeft een overzicht van de invoerwaarde en uitvoerwaarde van alle goederen en diensten.

Als de uitvoerwaarde hoger is dan de invoerwaarde is er een overschot op de handelsbalans (goederenbalans). Het saldo van de handelsbalans is dan positief.

Als de invoerwaarde hoger is dan uitvoerwaarde de is er een tekort op de handelsbalans (goederenbalans). Het saldo van de handelsbalans is dan negatief.

Naast goederen worden er ook diensten verhandeld. Bijvoorbeeld transport, toerisme en baggerdiensten. Diensten komen op de dienstenbalans.

Internationale handel is het kopen en verkopen met het buitenland. Importeren en exporteren.

De betalingsbalans van een land is een overzicht van de ontvangsten en uitgaven van en aan het buitenland in een bepaalde periode. De goederenbalans (handelsbalans) en dienstenbalans zijn onderdelen van de betalingsbalans.

Het nationaal inkomen bestaat uit alle inkomens van alle bewoners van een land bij elkaar opgeteld. Nederland geeft het meeste geld uit aan het importeren van goederen en ontvangt het meeste geld met het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland. Nederland is dus zeer afhankelijk van de handel met het buitenland. Dit noemen we een open economie. Een land dat weinig aan handel doet heeft een gesloten economie.

De importquote kun je berekenen door de importwaarde te delen door het nationaal inkomen en dan maal 100 te doen.

De exportquote kun je berekenen door de exportwaarde te delen door het nationaal inkomen en dan maal 100 te doen.

Importquote = waarde import ÷ nationaal inkomen x 100%

Exportquote = waarde export ÷ nationaal inkomen x 100%

De concurrentie tussen verschillende landen, de internationale concurrentiepositie, wordt in de eerste plaats bepaald door de productiekosten, zoals de loonkosten en de machinekosten. Ook de kwaliteit is belangrijk. Toenemende specialisatie leidt tot meer internationale handel.

Geld uit andere landen noemen we vreemde valuta oftewel vreemd geld. De wisselkoers is de prijs in euro's die je moet betalen voor buitenlands geld. Internationaal worden vooral de euro en de dollar gebruikt.

Banken gebruiken voor vreemd geld altijd twee koersen. Als je vreemde valuta koopt rekent de bank met de lage koers.

Bedrag in vreemd geld dat je ontvangt = bedrag in € x lage wisselkoers

Als je vreemd geld aan de bank terugverkoopt (terug inwisselt) rekent de bank met de hoge koers.

Bedrag in vreemd geld ÷ koers in € = de waarde in €

Hebben we baat bij de EU?

Veel producten die we gebruiken komen uit andere landen en dus niet uit Nederland. Omdat de landen in Europa veel samenwerken kunnen we producten uit andere landen makkelijk kopen. De Europese Unie (EU) is het economische samenwerkingsverband van 27 Europese landen.

Vrij verkeer van personen wil zeggen dat je je vrij binnen de EU kunt bewegen. Je kunt in ieder EU land gaan wonen, studeren of werken.

Vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal wil zeggen dat er vrij gehandeld kan worden binnen de EU. Bedrijven mogen hierdoor ook vrij verhuizen binnen de EU, bijvoorbeeld naar een land waar er goedkoper geproduceerd kan worden.

Door het vrije verkeer in de EU lijkt de EU een groot economisch land in plaats van verschillende landen. In de winkel kun je producten uit veel verschillende winkels kopen. De EU is een interne markt. Dat wil zeggen dat de grenzen van de EU landen open zijn voor elkaar goederen en diensten.

De regels in de EU worden steeds meer hetzelfde. Dit noemen we harmonisatie. Hierdoor ontstaat er tussen de EU landen eerlijkere concurrentie. Door verschillen in BTW en belastingen kan er namelijk oneerlijke concurrentie ontstaan. Voor de consument is dit voordelig omdat de prijzen dan lager worden. Ook komen er standaardmaten.

Doordat er een interne markt in de EU is, kunnen producten over heel de EU verkocht worden. Belangrijk is wel dat deze producten veilig voor de mens en het milieu zijn. De EU probeert de regels voor veiligheid, milieu en gezondheid in de hele EU gelijk te maken. Dit noemen we harmonisatie.

Voor nieuwe landen is de overstap naar lid zijn van de EU vaak groot. De nieuwe landen moeten vaak aan heel veel nieuwe, en soms onhaalbare, eisen en regels voldoen. Bovendien moeten er vaak dure investeringen gedaan worden. De EU geeft hiervoor vaak subsidies.

De euro is de munt die we in Nederland en veel andere landen gebruiken. Maar niet in heel de EU wordt de euro gebruikt. De Europese Monetaire Unie (EMU) zijn de landen die allemaal de euro gebruiken. Om als land mee te kunnen doen aan de euro moet een land aan een aantal eisen voldoen. Zo mag een land een begrotingstekort hebben wat niet te hoog is en moet een land weinig inflatie hebben. Ook moet het land een niet al te hoge staatsschuld hebben.

De euro is handig omdat je in de eurozone geen geld meer hoeft te wisselen, prijzen kun je makkelijk vergelijken en je hebt geen wisselkoersverschillen.

Kunnen we vrij handelen?

Invoerrechten zijn een importbelasting, hierdoor worden producten uit andere landen duurder en zullen mensen eerder producten van de eigen economie kopen. Het is ook mogelijk om een maximale hoeveelheid (=contingent) te importeren producten vast te stellen of hele strenge eisen aan de producten te stellen. Ook bestaan er exportsubsidies. Dit zijn subsidies aan bedrijven, waardoor zij goedkoper hun eigen product kunnen verkopen.

Dit zijn allemaal protectiemaatregelen.

Protectionisme zijn alle maatregelen die landen nemen om de economie van het eigen land te beschermen. Hierdoor wordt het voor de goedkoop producerende landen minder makkelijk om hun producten in de EU te verkopen.

Veel export uit ontwikkelingslanden wordt tegengehouden door de Westerse landen om dat die vaak aan protectiemaatregelen doen.

Landen maken vaak afspraken over de invoerregels hierdoor kunnen problemen voorkomen worden. Als landen ruzie maken over de handel kan er soms een handelsoorlog ontstaan. Dit is geen oorlog met wapens.  De World Trade Organisation (WTO) of Wereldhandelsorganisatie is de handelsorganisatie die handelsoorlogen probeert te voorkomen door de regels tussen de landen in de gaten te houden. De WTO wil ook meer vrijhandel.

Veel ontwikkelingslanden zitten in een vicieuze cirkel. De problemen herhalen zich en zijn zonder hulp niet op te lossen. Ook is er veel kinderarbeid in ontwikkelingslanden. Ook in opkomende landen zie je veel kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden. Ook is de productie er vaak arbeidsintensief.

Als een bedrijf veel gebruik maakt van machines bij het produceren noemen we dit kapitaalintensief. Als een bedrijf veel gebruik maakt van menselijk werk, en dus veel arbeiders gebruikt bij de productie, noemen we dit arbeidsintensief.

Bij de handel in de EU zijn er tussen de onderlinge langen geen protectiemaatregelen! Er is vrijhandel als er geen belemmeringen bij de handel tussen landen zijn. Door vrijhandel kunnen landen die het beste een product kunnen maken zich hier in specialiseren en zo goedkoop mogelijk maken. Dit noemen we internationale arbeidsverdeling. Vooral prijs en kwaliteit zijn van belang.

Eerlijk zullen we alles delen?

Er is welvaart als de inwoners van een land in hun behoeften kunnen voorzien. Dit is meestal te meten met het inkomen per hoofd van de bevolking.

Om de welvaart tussen landen goed te vergelijken moet je ook letten op:
- in landen kunnen hele grote inkomensverschillen zijn (weinig hele rijke mensen en enorm veel hele arme mensen)
- tussen landen kunnen er grote prijsverschillen voor producten zijn. Je kunt de koopkracht dan niet goed vergelijken.
- in arme landen is er vaak veel informele productie en zelfvoorziening. Dit telt niet mee bij het nationaal inkomen, maar zorgt wel voor welvaart.

In landen waar de mensen arm zijn, is er vaak geen goede zorg. Ook is er weinig onderwijs en geen goede gezondheidszorg. Dit soort landen noemen we ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden worden ook wel eens Derde Wereld genoemd.

De ruilvoet is de verhouding tussen de prijzen van de exportgoederen en de prijzen van de importgoederen. Voor ontwikkelingslanden is het meestal zo dat de ruilvoet slechter wordt. Het ontwikkelingsland moet dan meer exporteren om dezelfde hoeveelheid goederen te kunnen importeren.

Derdewereldlanden produceren veel landbouw. Hier is echter niet zo veel mee te verdienen als met industriële producten. De exportopbrengsten voor derdewereldlanden zijn hierdoor vaak laag. Omdat de import steeds duurder wordt, hebben derdewereldlanden vaak enorme tekorten op de handelsbalans.

Er is sprake van een monocultuur als een land voor de export afhankelijk is van een of enkele producten.

Veel ontwikkelingslanden zitten in een vicieuze cirkel. De problemen herhalen zich en zijn zonder hulp niet op te lossen.

Als ontwikkelinglanden problemen hebben kunnen ze op twee manieren geholpen worden. Via noodhulp, dit is snelle hulp die bestaat uit voedsel, medicijnen en tenten. Ook kan dit via structurele hulp dat is ontwikkelingshulp gericht op de lange termijn, waardoor deze landen zelfstandiger kunnen worden.

In landen waar de mensen arm zijn, is er vaak geen goede zorg. Ook is er weinig onderwijs en geen goede gezondheidszorg. Dit soort landen noemen we ontwikkelingslanden. Als rijke landen deze landen met kennis en geld helpen noemen we dat ontwikkelingssamenwerking.

Steeds meer producten die we kopen uit ontwikkelingslanden zijn Fair trade. Fair trade staat voor eerlijke handel. Hierdoor worden mensen minder uitgebuit in ontwikkelingslanden en zal kinderarbeid verdwijnen.