Kinderen zaten netjes twee aan twee in een houten bankje. Omdat er zoveel leerlingen bij elkaar zaten was de onderwijzer erg streng. Dat moest ook wel om les te kunnen geven. Zijn lessenaar stond op een verhoging zodat de leerlingen wisten wie de baas was.
Leerlingen die kattenkwaad hadden uitgespookt, werden in de hoek gezet of moesten strafregels schrijven. Of de meester gooide de pechvogel naar het stoute kind. De pechvogel was een stoffen vogel. Het stoute kind moest de pechvogel naar de meester terugbrengen en kreeg als straf slaag met een liniaal of rietje. Een kind dat het verkeerde antwoord gaf, kreeg van de meester een bordje met een tekening van een ezel erop. Dat was op de scholen vroeger heel normaal.