Het ademhalingscentrum

In de hersenstam zit het ademcentrum die door samenwerkende zenuwcellen wordt gevormdt.

Ademcentrum: regelt de diepte en de frequentie van de ademhaling door de remming of activering van de ademhalingsspieren. Het ademcentrum moet geinformeerd worden over de ventilatiebehoeften zodat het aan de gang kan gaan. In de wand van de halsslagaders en aorta zitten zintuigcellen die daarvoor zorgen:

Chemoreceptoren: gevoelige zintuigcellen door chemische veranderen in het bloed. De ademcentrum krijgt hierdoor de informatie. Chemoreceporen zijn gevoelig voor het koolstofdioxidegehalte van het bloed. De ademcentrum stimuleert de versneling van de ademhaling als dat stijgt. Het ademcentrum remt de ademhaling als er te weinig koolstofdioxide in je bloed zit. Dat heb je door als je paar keer diep ademhaalt. 

Chemoreceptoren zijn ook gevoelig voor de zuurgraad van het bloed. Een lage zuurgraad is een sterke prikkel voor het ademcentrum: je gaat dan sneller ademhalen. Het gevolg van een lage zuurgraad is teveel koolstofdioxide in je bloed. Als je gaat (hijgen) sneller ademen verlies je veel koolstofdioxde. Chemorepectoren registeren ook de dalingen van het zuurstofgehalte van het bloed. Voor het ademcentrum is het zuurstofgehalte geen sterke prikkel.