Hoe ontstond de industrie?
Het begon allemaal in de eerste helft van de negentiende eeuw. De slaven werkten toen veel op katoenplantages. De katoenbalen werden in grote schepen vervoerd naar Europa. In Europa werd de katoen weer verwerkt in bijvoorbeeld kleding. In de tijd van de pruiken en revoluties, gingen mensen nadenken over de rechten van de mensen en dat iedereen gelijk moest zijn. De slavernij werd hierdoor gelukkig ook afgeschaft in 1865. Zoals al eerder werd verteld, werden de katoenbalen in grote schepen vervoerd naar Europa. In Groot-Brittanniƫ werd de ruwe katoen opgekocht door koopmannen. Daarna brachten zij dit naar boeren en ambachtslieden die het weer thuis gingen verwerken, dit noemen we huisnijverheid. Ze gebruikte een spinnenviel en maakte hierdoor draden van de ruwe katoen. Die draden werden lappenstoffen die later door de koopmanondernemer liet verven met textiel verf. Deze gekleurde lappen stoffen werden weer verkocht aan kleermakers en of aan mensen die eigen kleding kon maken.
Energiebronnen:
In de huisnijverheid gebruikten mensen hun eigen spierkracht om bijvoorbeeld de spinnenviel in beweging te houden. Ze gebruiken dus hun eigen Energie. Naast hun eigen energie maakten de boeren en ambachtslieden gebruik van natuurlijke energiebronnen. Deze energiebronnen zijn windkracht en waterkracht. Rond 1780 werd een nieuwe energiebron gebruikt. Ze verwarmde water doormiddel van hout of steenkool. De stoom die eruit kwam kon weer andere producten laten bewegen. Mensen gingen dus energie van stoomkracht gebruiken. Door Stoommachines kon men water uit mijnen pompen om beter bij de steenkool-en ijzertswinning te komen. Mensen werden door de stoommachines minder afhankelijk van de natuur en kon hierdoor meer uitvoeren. Doordat de stoommachines veel te groot was om in een huis te passen, begonnen mensen al gauw met kleine bedrijfjes die daarna grote fabrieken werden.
Werken in fabrieken:
De stoommachines zorgden voor vele uitvindingen en veranderingen. Er kon in een korte tijd veel producten gemaakt en vervoerd worden. Ondernemers gingen meer fabrieken bouwen en werden hierdoor automatisch een werkgever. Zij namen mannen, vrouwen en kinderen in dienst om de machines te laten bedienen. Zij worden werknemers genoemd. De werknemers kregen voor hun harde werk hele lage lonen. De werkgevers maakten heel veel winst. Ze bouwden door de winst meer fabrieken, bruggen en spoorlijnen. De industrie die groeide hierdoor heel erg. Maar er was ook een strijd met andere fabrieken. Elke fabriek moest zoveel mogelijk klanten hebben om winst te maken. Dit noemen we concurrentie. Veel mensen gingen verhuizen naar steden om in fabrieken te werken. Deze hele grote veranderingen noemen we de industriƫle revolutie. Alle producten die de werknemers maakten werden verkocht op afzetmarkten.
https://www.youtube.com/watch?v=t70YBsHqpk8&rel=0&utm_source=broadcast&utm_medium=email&utm_campaign=Transactional-Publish-success