Al voor de oorlog woonde 500 duizend slaven in Amerika. Vele van hen zouden de rest van hun leven Slaaf blijven. De britten probeerden nog vele van deze slaven te bevrijden. Dit deden ze echter niet uit abolitionistische redenen, maar omdat ze niet wouden dat de Amerikanen een industrie konden hebben. Vele van hen konden vluchten naar de caribiƫn. Vele mannen bleven echter achter om met de Britten tegen de Amerikanen te vechten. Pas tegen het einde van de oorlog mochten slaven meevechten met de Amerikanen.
Na de oorlog werden de bijna 50 duizend slaven die vochten voor de britten geforceerd teruggestuurd te worden naar de plantages. De Britten zorgde ervoor dat het grootste deel alsnog ontsnapte.
De oorspronleijke bewoners van Amerika, de indianen, kozen over het algemeen de kant van de Britten. Zij zagen de angst in van witte kolonisten die verklaarde dat dit land van hun was. de Iriquos en Chrokee stammen vochten het meeste voor de Britten. Tegen het einde van de oorlog vochten 13 duizend indianen voor de Britten. De Amerikanen vielen hierom vele indianen aan die niks te maken hadden met de oorlog. Dit resulteerde alleen maar in meer indianen die met de britten wouden vechten. Aan het einde van de oorlog werden de indianen compleet genegeerd door de Britten. De verschillende stammen mochten niet bij de vredesverklaring meezitten, waardoor hun land gegeven werd aan de Amerikanen. indianen kregen door de oorlog een stereotype van gewelddadige, bloeddorstige barbaren. Hoe meer Amerika groeide, hoe meer Indianen in gevaar kwamen. Oorlogen tussen indianenstammen en Amerikanen ging nog lang door. Zelfs de indianen die voor Amerika vochten werden behandeld als oud vuil tegen het einde van de oorlog
