In gebieden waar in de 19e eeuw nog enkel dorpen waren, ontstonden nu grote industriesteden. De nieuwe arbeiders gingen wonen vlak bij de fabrieken, in de nieuwe arbeiderswijken. Het was belangrijk om dicht bij de fabriek te wonen, want er was weinig tot geen openbaar vervoer. De infrastructuur was in het begin ook erg slecht. Dit verbeterde later door de aanleg van spoorlijnen, al werden die vooral gebruikt door de rijkste mensen en voor het vervoer van grondstoffen en producten.
Het leven in de arbeiderswijken was niet fijn. De hele dag was er rook vanuit de schoorstenen van de fabrieken, afval werd niet opgehaald, er was dag en nacht geluid, er was geen schoon drinkwater en het stonk door alle uitwerpselen die in beerputten of de rivier terecht kwamen.
Doordat de mensen ook een slechte hygiëne hadden, weinig zichzelf wassen, waren er veel ziektes aanwezig bijvoorbeeld zoals cholera. De mensen werden vaak ook niet oud in de arbeiderswijken. Er waren nog geen inentingen/vaccinaties, dus ook veel baby’s en peuters kwamen om het leven door kinderziektes.
Begrippenlijst:
Infrastructuur: alle wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied.