Productiefactoren, investeren en concurrentie

In de beschreven situatie hieronder komen de belangrijke begrippen van deze paragraaf nog eens terug. Lees het verhaal rustig door en kijk of je de begrippen kunt begrijpen.

Mika is een ondernemer. Ze heeft een eigen bedrijfje opgericht met als doel om inkomen te verdienen. Ze heeft een eigen veehouderij met melkkoeien.

Om zich te onderscheiden van haar concurrenten heeft ze een speciale ophaaldienst die lege flessen ophalen en weer volle flessen afleveren. De flessen worden hergebruikt en dat is goed voor het milieu.

Mika heeft een groot weiland waar de koeien op grazen. Het grootste deel van het voer haalt ze van haar eigen land. Melk krijgt ze doordat de koeien gras eten. Dit hoort dus bij de productiefactor natuur.

Mika heeft een schoonmaakmachine voor het schoonmaken van de gerecycelde flessen. Ze investeert dit jaar in een melkmachines zodat de koeien sneller gemolken kunnen worden en ze veel tijd bespaart. 'Tijd is geld' dus hier bespaart ze op lange termijn op haar kosten. De waarde van deze kapitaalgoederen/ productiemiddelen noemen we kapitaal.

Ze heeft 8 mensen in dienst voor het het onderhouden van de koeien, het verpakken van de melk en het bezorgen van de flessen. Het personeel moet goed met dieren kunnen hebben. Twee mensen van de bezorgdienst moeten een rijbewijs hebben. Dit hoort bij de productiefactor arbeid.

Check of je de begrippen kent! 

Welke kaartjes horen er bij elkaar? Klik telkens op de twee kaarten die bij elkaar horen.