De afgifte van warmte wordt nauwkeurig gereguleerd. Dit is nodig in twee situaties: bij verandering van de lichaamstemperatuur en bij verandering van de omgevingstemperatuur. De hersenen spelen hier een belangrijke rol bij. In de hersenen zitten temperatuursensoren die voortdurend de temperatuur van het bloed meten. In de lederhuid zitten zintuigcellen, die geprikkeld worden bij stijging of daling van de omgevingstemperatuur. Ze geven de signalen door naar de hersenen.
Vanuit de hersenen worden impulsen naar de bloedvaten van het subpapillaire vaatnetwerk en het cutane vaatnetwerk gestuurd. Al naargelang de behoefte treedt daar bloedvatverwijdering of bloedvatvernauwing op. Moet er veel warmte afgevoerd worden, dan staan alle bloedvaten open. Je huid wordt rood en er is een grotere zweetproductie. Door meer warmte-uitstraling en verdamping van het zweet raak je nu extra warmte kwijt. Moet er minder warmte afgevoerd worden, dan wordt de bloedstroom door de subpapillaire vaten kleiner.
Als het lichaam alle warmte moet vasthouden, wordt eerst de subpapillaire doorbloeding gestopt. De huid ziet bleek. Vanuit de hersenen gaan signalen naar de haarspieren. Je haren gaan overeind staan: je krijgt kippenvel. Ook de skeletspieren worden tot grotere activiteit aangezet; hierdoor geven ze meer warmte af. Je gaat rillen en klappertanden. Iemand die het koud heeft, krijgt bovendien de neiging door willekeurige spieractiviteit (extra bewegen, slaan met de armen rond de borst) de warmteproductie in het lichaam te verhogen. Bij extreme kou kan zelfs het cutane vaatnetwerk afgesloten worden. Het bloed komt niet verder dan het fasciale vaatnetwerk. Dit netwerk ligt onder het onderhuids vetweefsel, dat nu als een goede warmte-isolator dient.
Er zijn ook temperatuurregulaties op langere termijn mogelijk. Deze treden op bij de seizoenswisselingen, dus bij langduriger veranderingen van de omgevingstemperatuur. In zo’n periode wordt de schildklier aangezet tot de productie van schildklierhormoon. Dit hormoon stimuleert de celstofwisseling. Daarnaast kan het zenuwstelsel voor een verhoogde bloedsuikerspiegel zorgen. Hierdoor komt er meer glucose voor de cellen beschikbaar en kan meer verbranding plaatsvinden.
De koude rilling
Bij een snelle, acute temperatuurstijging, kan de zogenaamde koude rilling optreden. Het verschijnsel koude rilling komt bijvoorbeeld voor bij een longontsteking en een nierbekkenontsteking. De micro-organismen die bij deze infecties in het bloed circuleren (of de giftige stoffen ervan), zijn de oorzaak van de koude rilling. Het warmteregulatiecentrum wordt geprikkeld en de temperatuur stijgt acuut. De spieren trekken zich snel samen, waardoor er warmte ontstaat. Een koude rilling verloopt als volgt:
Na de koude rilling, die 10 tot 30 minuten kan duren, valt de zorgvrager meestal in een diepe slaap: het lichaam moet zich herstellen.