https://www.youtube.com/watch?v=PDfoisHB71U&feature=youtu.be
Het immuunsysteem kan lichaamseigen cellen herkennen doordat er op de buitenkant van de cel specifieke membraaneiwitten zitten. Elk mens heeft zijn eigen unieke membraaneiwitten. Wanneer het immuunsysteem lichaamsvreemde membraaneiwitten tegenkomt, wordt het geactiveerd om de bijbehorende cellen op te ruimen. Het lichaam beschouwt lichaamsvreemde membraaneiwitten dus als antigenen en het immuunsysteem gaat er antistoffen tegen maken.
Bij orgaantransplantaties gebruikt men organen waarvan zo veel mogelijk membraaneiwitten hetzelfde zijn als die van de ontvanger. Hoe meer vreemde membraaneiwitten er zijn, des te heftiger is de afweerreactie en des te groter is het afstotingsgevaar.
Het meest getransplanteerde weefsel over de hele wereld is bloed. Transplantatie van het vloeibare bloed wordt bloedtransfusie genoemd. Rode bloedcellen hebben aan de buitenkant bepaalde membraaneiwitten. Je noemt ze bloedantigenen. Een bloedtransfusie is alleen mogelijk wanneer de ontvanger geen antistoffen heeft tegen de bloedantigenen van de donor. Er zijn minstens honderd verschillende bloedantigenen bekend. Ze bepalen iemands bloedgroep. Bij een bloedtransfusie zijn twee bloedgroepen heel belangrijk. Dat zijn het ABO- bloedgroepensysteem en de resusbloedgroep.