De verschillende soorten thermometers voor het opnemen van de lichaamstemperatuur zijn:
De analoge thermometer: dit is een glazen staafthermometer die gevuld is met een vloeistof. Lange tijd werd de kwikthermometer gebruikt. Deze is echter jaren geleden uit de handel genomen, omdat kwik zeer schadelijk is voor de mens en milieu. In instellingen wordt de kwikthermometer niet of nauwelijks meer gebruikt. In huishoudens nog wel. De werking van de thermometer is erop gebaseerd dat vloeistof bij verwarming uitzet. Na het verbod op de verkoop van de kwikthermometer, is een nieuwe analoge thermometer ontwikkeld. In plaats van kwik wordt een andere vloeistof gebruikt. Deze is niet giftig en niet schadelijk voor het milieu. De analoge thermometer heeft als voordelen dat hij lang mee kan gaan, er geen batterij in hoeft en hij goed schoon te maken is. Nadelen zijn dat de thermometer kan breken en dat de meettijd van de temperatuur minimaal 3 minuten is.
De digitale of elektronische thermometer: de tip (meetpunt) van de thermometer bevat een sensor. Deze sensor neemt de warmte van de omgeving op. De elektronica van de thermometer zorgt ervoor dat de temperatuur op de display zichtbaar wordt. De opnameduur is veel korter dan die bij een analoge thermometer. De thermometer is niet breekbaar. De batterij moet van tijd tot tijd vervangen worden.
De infrarode digitale thermometer: de infraroodsensor meet de temperatuur van een bepaald punt van het lichaam (bijvoorbeeld het trommelvlies) en brengt dit op een display in beeld. De temperatuur wordt binnen enkele seconden weergegeven. Ook deze thermometer werkt op een batterij.
De digitale of elektronische thermometer en de infrarood thermometer zijn tegenwoordig de meeste gebruikte thermometers.