Lymfevaten

Net als het bloedvatenstelsel heeft het lymfevatenstelsel in alle organen en weefsels een netwerk. De fijnste haarvaten noem je lymfehaarvaten (lymfecapillairen). De wand van het lymfehaarvat bestaat uit een laag endotheelcellen met daartussen vrij grote spleten. De lymfehaarvaten beginnen ‘blind’ rondom de haarvatennetwerken. De lymfehaarvaten zijn het beginpunt van de afvoer van een deel (ongeveer 15%) van het weefselvocht dat zich tussen de weefselcellen bevindt. Op het moment dat het weefselvocht in het lymfevatenstelsel terecht komt, noem je het lymfe. In totaal circuleert er ruim 3,5 liter lymfe door de lymfevaten.

De lymfehaarvaten voeren de lymfe naar kleine lymfevaten, die zich op hun beurt verenigen tot grotere lymfevaten. Bij het wijder worden van de lymfevaten verschijnt in de wand geleidelijk meer glad spierweefsel. De grotere lymfevaten in de armen en benen hebben kleppen.

De grootste lymfevaten worden aangeduid met de termen ductus (buis) en truncus (stam). De lymfe uit de benen en bekkenorganen worden afgevoerd via de rechter en de linker truncus lumbalis. Een derde lymfevat, de truncus intestinalis vervoert lymfe uit de buikorganen. Deze drie vaten komen samen op een punt, die de cisterna chyli wordt genoemd. Vanaf daar loopt een grote lymfebuis naar boven. Dit is de ductus thoracicus (borstbuis). Deze loopt door het mediastinum achter de aorta langs en mondt uit in de linker ondersleutelbeenader.  

Vlak vóór deze plaats komt er nog een groot lymfevat in de borstbuis uit. Hierin zit lymfe uit de linkerarm, de linkerhelft van hoofd en de hals en uit de linkerlong. Ook in de rechter ondersleutelbeenader mondt een ductus uit. Het is de rechter lymfestam die de lymfe afvoert uit de rechterarm, de rechterhelft van het hoofd en de hals en uit de rechterlong.

Zo is vocht dat afkomstig was uit de bloedbaan via een ‘omweg’ weer toegevoegd aan de bloedbaan. De manier waarop lymfe door de lymfevaten stroomt. Is vergelijkbaar met de bloedstroom door de aders. De lymfevaten bezitten kleppen en het lymfetransport wordt verder gestimuleerd door de adempomp, de hartpomp, de spierpomp en arteriële pomp.