In een rechtszaak heeft iedereen een eigen plek waar hij of zij moet gaan zitten.
Op deze afbeelding staat waar iedereen moet zitten.
Wat doet iedereen?
Rechter: aan het begin van de zitting vraagt de rechter aan de verdachte wie hij is, wanneer hij geboren is en waar hij woont. De rechter checkt de persoonsgegevens. Tijdens de zitting zorgt de rechter voor orde, geeft aan wie aan de beurt is en/of de juiste volgorde wordt gevolgd. De rechter heeft al onderzocht wat er aan de hand is en welke wetsartikelen overtreden zijn. Na de eis van officier van justitie en de pleidooi van de advocaat maakt de rechter met al deze informatie een uitspraak ook wel het vonnis. De uitspraak houdt in welke straf de verdachte krijgt.
Officier van Justitie: de officier van justitie klaagt de verdachte aan. Nadat de rechter de kenmerken van de verdachte heeft gecontroleerd, vertelt de officier van justitie waarvoor de verdachte terecht staat. Later in de zitting mag de officier van justitie nog vragen stellen en als laatste welke straf hij eist voor de verdachte.
Griffier: een juridische medewerker die tijdens de rechtszitting noteert wat er wordt gezegd. Voordat de rechtszitting begint bereid de griffier de zaken voor. Als de verdachte bijvoorbeeld niet op tijd is, belt de griffier naar de aanmeldingsbalie of de verdachte er is. Na de zitting ondersteund de griffier de rechter bij de uitwerking van de rechtspraak.
Advocaat: is er om de verdachte te verdedigen. Tijdens de zitting is de advocaat de persoon die de pleidooi voert.
Verdachte: tijdens de rechtszitting is de verdachte de persoon waar de rechter mee spreekt en vragen aan stelt. De verdacht heeft het recht om te zwijgen. De verdachte heeft altijd het laatste woord.
Bij zittende politie: politie heeft de verdachte begeleid naar de rechtbank en ook weer teruggebracht naar de gevangenis. De politie als alleen aanwezig wanneer de verdachte in hechtenis is.