Les 4: In welke schoenen sta jij?

Thema Kennismaken met respect en vertrouwen

Duur: 30 min.

In deze les starten alle leerlingen in een kring en krijgen alle leerlingen van de mentor een vel papier. Elke leerling legt het vel papier op zijn stoel met zijn schoen ernaast.  Vervolgens vraagt de mentor elke leerling een positieve eigenschap van de leerling op te schrijven op de bladen. Na de eerste ronde hebben alle leerlingen bij elkaar een positieve eigenschap beschreven. De mentor vraagt de leerlingen de bladen om te draaien. De leerlingen lopen nogmaals een ronde langs elkaars schoenen en schrijven dan een negatieve eigenschap op.

Als alle leerlingen in een kring zitten pakt elke leerling zijn eigen vel en kiest twee positieve en twee negatieve eigenschappen uit die de leerling het meest hij hem/haar vindt passen. Elke leerling ligt kort toe in welke schoenen hij/zij staat en welke twee positieve en twee negatieve eigenschappen het beste bij hem/haar passen en waarom.

 

Lesdoelen

  1. De leerling kan een positieve eigenschap van zijn klasgenoot benoemen
  2. De leerling kan een negatieve eigenschap van zijn klasgenoot benoemen
  3. De leerling kan zijn eigen positieve en negatieve eigenschappen herkennen
  4. De leerling krijgt inzicht in de eigenschappen van zijn klasgenoten
  5. De leerling verteld wie er in zijn schoenen staat
  6. De leerlingen luisteren naar elkaar

 

­Benodigdheden