Inleiding

Om te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit kijk je vaak naar geografische patronen. Daarmee bedoelen we: hoe is een bepaald verschijnsel verdeeld over de aarde? Dat is een manier om kaarten te analyseren.

Simpel gezegd kijk je naar vier dingen:

  1. Waar komt het verschijnsel het meeste voor?
  2. Waar komt het verschijnsel het minste voor?
  3. Welke gebieden zijn 'gemiddeld'?
  4. Welke gebieden vormen een uitzondering op het patroon?

Let op: je bent dan niet bezig met bedenken waarom het zo is. Je kijkt alleen hoe het is.

 

Hierboven zie je een patroon in het voorkomen van vulkanen in Zuid- Amerika.

Patroon:

De vulkanen liggen in een lijn die loopt van zuid- naar noord en langs de kust. 

De meeste vulkanen komen voor in het westen. In het oosten en midden helemaal niet.

In het oosten zijn er gebieden die een uitzondering vormen nl. het noorden van Peru en het midden van Chili. Daar komen ze dus niet voor.

De vragen die je zou kunnen stellen: waarom alleen maar in het westen en waarom zijn die uitzonderingen juist daar? Maar dat is de volgende stap en die beantwoorden we niet hier.