Twee soorten toetsing

In de leerdoelen wordt het onderscheid gemaakt tussen formatieve en summatieve toetsing, of preciezer, dat formatieve of de summatieve inzet van een toets. Wat houden deze begrippen in? Volgens Desirée Joosten-Ten Brinke en Dominique Sluijsmans (2017, p. 84) is een gangbare definitie van 'formatief toetsen':

Het proces van het zoeken en interpreteren van bewijs, te gebruiken door lerenden en docenten, om te bepalen waar [lerenden] staan in hun leerproces, waar zij naartoe moeten werken en wat de beste manier is om daar te komen (Assessment Reform Group, 2002).

Er is dus sprake van het formatief inzetten van een toets als de toets ingezet wordt voor het leren. Een bekend voorbeeld van het formatief inzetten van een toets is de zogenaamde diagnostische toets of d-toets die in veel lesmethodes voorkomt. Met een dergelijke toets kan een lerende op het einde van een hoofdstuk of paragraaf zelf testen hoe goed de stof begrepen is. Toch hoeven we bij een formatieve toets niet per se te denken aan een reeks van vragen op het einde van een relatief grote hoeveelheid stof. Als er bewijs verzameld wordt over de lerende om het leren te bevorderen, bijvoorbeeld ook door in een LessonUp een vraag te stellen tijdens een instructie, wordt er formatieve toetsing ingezet.

bron: https://www.babel.nl/blog/formatief-en-summatief-toetsen/

Daarmee is ook duidelijk dat we 'toetsing' in deze context ruim op moeten vatten als alle manieren om bewijs te verzamelen en te interpreteren over waar lerenden staan in hun leerproces. Wordt deze toetsing ingezet voor het (verder) leren, dan is er sprake van formatieve toetsing. Wordt de toetsing ingezet voor "selectie of certificering" (Joosten-ten Brinke & Sluijsmans, 2017, p. 90), bijvoorbeeld om te bepalen of een leerling door mag stromen naar een volgend leerjaar, of zijn examens heeft gehaald, dan is er sprake van summatieve toetsing.

We gaan ons nu eerst verdiepen in formatieve toetsing (FT).