In deze derde fase analyseer je de antwoorden die je hebt gekregen. Wat hierbij belangrijk is, en zo zie je dat fase 2 en 3 in elkaar overlopen, is dat de antwoorden je ook echt iets zeggen over het kunnen van de lerenden. Om even terug te keren naar het voorbeeld van Barton, omdat de antwoordmogelijkheden op zijn meerkeuzevraag slim zijn gekozen, kan hij gemakkelijk analyseren en interpreteren wat de gegeven antwoorden betekenen. Wat is hiervoor nodig?
Allereerst moet er een nadruk zijn op het proces in plaats van het product. De antwoorden op de vragen die je stelt moeten op de een of andere manier duidelijk maken wat het proces is dat tot die antwoorden heeft geleid. En met dit proces moet je, denk aan fase 5, ook iets kunnen. Je moet het proces bij kunnen sturen of er feedback op kunnen geven om processen die niet passen bij de leerdoelen te kunnen veranderen.
Een manier om de nadruk op het proces in plaats van het product te leggen is door hogere-orde-vragen te stellen. Een hogere-orde-vraag is een vraag die zich op een relatief hoog niveau in een taxonomie zoals OBIT of RTTI bevindt.
Stel je bijvoorbeeld zuivere reproductievragen (onthouden), dan kunnen lerenden de vraag alleen fout hebben doordat ze bijvoorbeeld verkeerd gelezen hebben. Stel je hogere-orde-vragen dan komt bij het goed beantwoorden van de vraag ook een zeker begrip kijken, en dan heb je te maken met denkprocessen die op (voorspelbare) manieren verkeerd kunnen lopen.
Contrasteer bijvoorbeeld de volgende oprachten: 'Schrijf de stelling van Pythagoras op' en 'Van een rechthoekige driehoek zijn de lengtes van de twee recht zijdes respectievelijk 5 cm en 9 cm. Reken de lengte van de schuine zijde uit.' Hoewel die tweede vraag zich niet eens op zo'n hoog niveau bevindt (begrijpen), kan je als docent wiskunde waarschijnlijk al veel meer nuttige informatie halen uit de antwoorden op de tweede vraag dan uit de antwoorden op de eerste vraag.
Ga nu naar fase 5 van de cyclus.