Extra uitleg werkwoordspelling verleden tijd

We hebben gezien dat de tegenwoordige tijd aangeeft wat er op dit moment gebeurt. De verleden tijd laat zien wat er gebeurd is.

 

Bijvoorbeeld:

Ik maakte de opdracht in Wikiwijs.

Ik zat op een stoel.

Ik las de opdracht.

Ik pakte mijn laptop.

 

We zien dat "lezen" niet "leesde" wordt in de verleden tijd. Er bestaan sterke en zwakke werkwoorden.

 

Zwakke werkwoorden: veranderen niet in de verleden tijd. We gebruiken 't ex-kofschip om te kijken of er -te/-ten of -de/-den achter de stam van het werkwoord komt.

 

Stappenplan 't ex-kofschip:

1. Neem het hele werkwoord en haal hier -en vanaf --> "pakken" wordt "pak"

2. "Pak" is de stam

3. Wanneer de laatste letter van de stam WÉL in 't ex-kofschip voorkomt, plak je -te/-ten achter de stam

4. Wanneer de laatste letter van de stam NIET in 't ex-kofschip voorkomt, plak je -de/-den achter de stam

5. Ken je het rijtje nog:

Ik

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

 

6. Bij "ik", "jij" en "hij/zij/het" (enkelvoud) gebruiken we -te of -de

7. Bij "wij", "jullie" en "zij" (meervoud) gebruiken we -ten of -den

 

!!!Let op:

In het Nederlands kennen we ook sterke werkwoorden. Deze veranderen in de verleden tijd helemaal.

Voorbeelden van sterke werkwoorden zijn:

Zwemmen - zwom (enkelvoud) / zwommen (meervouwd)

Lezen - las (enkelvoud) / lazen (meervoud)

Denken - dacht (enkelvoud) / dachten (meervoud)

 

Voor deze werkwoorden zijn geen vaste regels en moet je dus goed uit je hoofd leren!

 

Succes!!