
De tegenwoordige tijd laat zien wat er op dit moment gebeurt.
Bijvoorbeeld:
Ik maak de opdracht in Wikiwijs.
Ik zit op een stoel.
Ik lees de opdracht.
Ik pak mijn laptop.
Kennen we het rijtje nog?
Ik
jij
Hij/zij/het
Wij
Jullie
Zij
1. We nemen altijd het hele werkwoord, bijvoorbeeld "pakken".
2. Daarna halen we -en van het hele werkwoord af.
3. Nu houden we de stam van het werkwoord over, namelijk "pak"
4. Vervolgens stellen we ons de vraag: wie pakt?
- Bij "ik" vullen we alleen de stam in, namelijk "ik pak".
- Bij "jij" vullen we de stam in +t, namelijk "jij pakt".
- Bij "hij/zij/het" vullen we ook de stam in +t, namelijk "hij/zij/het pakt".
- Bij "wij" vullen we het hele werkwoord in, namelijk "wij pakken".
- Bij "jullie" vullen we ook het hele werkwoord in, namelijk "jullie pakken".
- Bij "zij" (mv) vullen we ook het hele werkwoord in, namelijk "zij pakken".
Probeer bovenstaande schema uit je hoofd te leren en gebruik dit bij elk werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Succes!!