Beeldspraak

Bij beeldspraak wordt iets niet bij naam genoemd, maar aangeduid met een beeld.
Beeldspraak is altijd figuurlijk. Het beeld dat je oproept is niet het letterlijke van wat je bedoelt. Er zijn twee varianten van beeldspraak. De eerste berust op overeenkomst tussen het beeld en dat wat je bedoelt (het object).

Bekijk de voorbeelden.

Voorbeeld 1

"Wat een rund ben ik toch!"
Je bedoelt hier dat je dom bezig bent geweest. De overeenkomst tussen de ‘ik’ en het rund is de domheid.
De andere variant berust op een ander verband dan overeenkomst.


Voorbeeld 2

"De hele bus ging lunchen bij het wegrestaurant aan de A2."
Er is geen overeenkomst, maar een verband tussen voorwerp (bus) en inhoud (de passagiers).


Bekijk de video over beeldspraak.

Lees meer over beeldspraak, de verschillende soorten en voorbeelden in de Kennisbank.

Beeldspraak


Bekijk ook deze video.