De ontwikkeling van het embryo en de foetus:
- 3 weken na bevruchting: er wordt een begin gemaakt met de ontwikkeling van de bloedsomloop;
- 5 weken na bevruchting: er is sprake van hartactie op de echo;
- 6 weken na bevruchting: ontwikkeling van geslachtsorganen;
- 10 weken na bevruchting: het embryo wordt foetus genoemd. Vrijwel alle organen zijn aanwezig, ze hoeven alleen nog te groeien (Baar, Bastiaanssen, & Jochems, 2013).
Volgens Hogeschool van Arnhem en Nijmegen vindt er door de navelstreng, vanaf het embryo tot de placenta, uitwisseling van stoffen plaats tussen de moeder en het embryo. Hiernaast heeft het ook een hormoonfunctie. Het produceert bijvoorbeeld progesteron. Normaal zorgt het gele lichaam hiervoor, maar deze gaat na 4 maanden zwangerschap ten gronde. Er moet zuurstofrijk bloed via de navelstreng naar het embryo vervoerd worden omdat de longen nog niet werken. Er zit een gat in de boezems voor zuurstofrijk bloed van de rechter- naar de linkerboezem te brengen. En de longslagader eindigt in de aorta zodat er minder bloed in de longen komt. Met het huilen na de geboorte gaan de longen open en wordt de navelstreng verwijderd.
De vrucht is in de baarmoeder bedekt door twee vruchtvliezen, waartussen zich vruchtwater bevindt. Deze vergroeien na 14 weken zwangerschap en beschermen de vrucht tegen ziektekiemen.
Functies vruchtwater:
- Stootbescherming voor de foetus;
- Zorgt voor een constante temperatuur;
- De vrucht kan zich vrij bewegen;
- De vrucht urineert en drinkt van het vruchtwater (Baar, Bastiaanssen, & Jochems, 2013).