Voordat cellen kunnen delen moet eerst alle informatie in de cel inclusief het DNA in de celkern verdubbeld worden (replicatie). In DNA zit een soort code waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd en is zichtbaar als chromosomen. Van alle 23 chromosomen heb je er 2, een van je moeder en een van je vader. Dus je spreekt in een lichaamscel over 46 chromosomen, ook wel 23 chromosomenparen. De nummers 1 t/m 22 zijn de autosomen en de nummers 23 zijn de geslachtschromosomen/X-Y-chromosomen, die bepalen of je een jongen of een meisje wordt. Zie figuur 5 voor een karyogram (afbeelding van chromosomen). Wanneer er foutjes ontstaan in de replicatie van het DNA spreek je van een mutatie. Hierover straks meer in onderstaande video. DNA is ook nodig voor het vormen van eiwitten. Eiwitten zijn belangrijk, ze zijn betrokken bij veel regelprocessen in ons lichaam. DNA kan alleen niet uit de celkern komen omdat het veel te groot is. De oplossing is: RNA. RNA is eigenlijk een kopie van een klein stukje DNA, dat uit de celkern kan worden gebracht. Zo kan buiten de celkern de informatie op het stukje RNA gelezen worden en worden er zo eiwitten uit gevormd (Bastiaanssen, & Jochems, 2013).
Figuur 5. Karyogram vrouw en man. Bron: https://pixabay.com/nl/