Het begint bij de moeder die het hormoon, oxytocine, gaat produceren. Hierdoor gaan de baarmoederspieren zich samentrekken in een bepaald ritme (de weeën). Hoe meer oxytocine door de hypofyse-achterkwab wordt afgegeven, hoe heviger de weeën worden. De vruchtvliezen zullen breken en een deel van het vruchtwater stroomt naar buiten. Vanuit de baarmoeder wordt het kind in de vagina geperst. Vanuit daar komt het kind ter wereld. De navelstreng wordt afgebonden. Bij het kind zal het gas koolstofdioxide zich gaan ophopen waardoor het ademhalingscentrum in het verlengde merg wordt geprikkeld. Het gaat zelf ademen. Kort na de geboorte zal de placenta (nageboorte) nog naar buiten komen (Baar, Bastiaanssen, & Jochems, 2013).