Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
- omschrijven wat het doel is van open plekken in een verhaal of boek;
- minimaal drie manipulatietechnieken omschrijven waarmee een schrijver de lezer kan manipuleren of spanning in het verhaal kan brengen;
- het verschil tussen een fabel en sujet omschrijven;
- de rol van een flashback en een flashforward omschrijven;
- het verschil tussen de vertelde tijd en de verteltijd uitleggen;
- (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken dat de ruimte (en handeling) voor spanning en sfeer in een verhaal kan zorgen.