omgang met terugkerende nederlanders

D-1b omgang met terugkerende Nederlanders

Eén op de vier Nederlanders beleefde het einde van de Tweede Wereldoorlog niet thuis. Ze waren gedeporteerd, geëvacueerd, te werk gesteld, ondergedoken of om andere redenen van huis. De ruim 2 miljoen Nederlanders die op de vlucht of ontheemd waren, hoorden bij het grotere vluchtelingendrama dat de Tweede Wereldoorlog teweeg had gebracht: naar schatting 60 miljoen mensen waren toen op de vlucht.

Na de bevrijding probeerden vele Nederlanders naar huis terug te keren en de draad weer op te pakken. Sommigen lukte dit snel, anderen pas na vele omzwervingen. Zij hadden echter nog het geluk een plek te hebben om heen te gaan. Een deel van de vluchtelingen – de zogenaamde Displaced Persons – had geen ‘thuis’ meer of kon niet zonder hulp terugkeren. Hun families waren uitgemoord, hun huizen waren verwoest, ze wilden niet terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaats of ze waren daar niet meer welkom.

Joden die de oorlog in de onderduik hadden overleefd, zo’n 16.000 personen, waren blij met de herwonnen vrijheid. Tegelijkertijd viel er een grote schaduw over: het lot van de gedeporteerde familieleden en

vrienden werd steeds duidelijker. Slechts 5.500 Joden keerden uit de kampen terug. Van de Joden die gevlucht waren naar het buitenland kwam ook een deel weer naar Nederland. De omvang van de moord was in 1945 echter in volle omvang zichtbaar geworden: zo’n 75% van de Nederlandse Joden was vermoord.`