Hunebedden zijn sporen van de eerste boeren in Noord-Nederland. Deze naam is bedacht door mensen die dachten dat deze bouwwerken gemaakt waren door ‘Hunen’, een oud woord voor reuzen. Ze zijn rond 3000 v.C. gebouwd door boeren die we hunebedbouwers noemen.
Hunebedden waren grafkamers, gemaakt van grote stenen die tijdens de ijstijd met het schuivende ijs vanuit Noord-Europa in Noord-Nederland waren terechtgekomen. De hunebedden waren oorspronkelijk met zand bedekt waardoor ze eruit zagen als langwerpige heuvels. Daarvan zijn tegenwoordig meestal alleen nog de kale, op elkaar gestapelde stenen te zien. Rondom de heuvel stond een krans van kleinere stenen en in het midden van één lange zijden was een ingang. De kamer bij binnenkomst was ongeveer een meter diep in de grond uitgegraven en had een vloer van kleine stenen. In de hunebedden werden de lichamen van doden met veel zorg neergelegd. Elke dode kreeg potten met voedsel en drinken, werktuigen en sieraden mee. Uit deze grafgiften kunnen we opmaken dat de mensen toen geloofden in een hiernamaals, een leven na de dood.
Door de bouw van deze grafkamers en de zorgvuldige begrafenis, weten we dat deze mensen hun voorouders vereerden. Ze gebruikten dezelfde grafkamer van vader op zoon en van moeder op dochter. Zo bleef er een band bestaan tussen de gestorvenen en hun nakomelingen. Een hunebed werd ook gebouwd als indrukwekkend monument om de herinnering aan voorouders te bewaren.
In de provincie Drenthe zijn ongeveer 50 hunebedden bewaard gebleven. De grootste, van 21 meter lang, staat in Borger. De zwaarste steen hiervan weegt 25 duizend kilo. Als je die zonder hulp van dieren wilt verslepen, heb je meer dan 170 mensen nodig. Maar ook met de trekkracht van runderen zal dat een hele organisatie geweest zijn. Hiervoor moesten ze toch veel mensen bij elkaar brengen en zorgen voor voldoende voedsel. Dat organiseren konden de hunebedbouwers blijkbaar goed. Door deze bouwwerken weten we dat de cultuur van de hunebedbouwers behoorlijk ontwikkeld was.
Archeologen staan vaak voor raadsels. De hunebedbouwers leefden in de buurt van veengebieden. Daar kwam niemand, omdat je in de zachte bodem weg kon zakken. Niet logisch om in dit soort gebieden te leven in die tijd. Langs de rand van deze veengebieden zijn vreemde voorwerpen gevonden. Voorbeelden hiervan zijn: potten, half afgemaakte bijlen en mooi geslepen bijlen die nog niet gebruikt waren. Waarom hebben mensen die spullen daar achtergelaten?
Mensen gingen waarschijnlijk in goden geloven omdat ze veel onbegrijpelijke dingen meemaakten in hun leven. Soms werd iemand ziek of mislukte de oogst. Er waren ook indrukwekkende natuurkrachten en natuurverschijnselen, zoals de wind en het onweer. Mensen geloofden dat alle dingen in de natuur een ziel hadden, een werkende kracht, een machtige god. Ze stelden deze god soms ook voor als een persoon. Dit geloof noemen we ook wel een natuurgodsdienst. Gebeurtenissen die vervelend waren voor de mensen was voor hen het werk van een boze god. Met speciale rituelen, zo geloofden zij, konden ze de god weer gunstig stemmen. Dit gebeurde met rituelen zoals dansen en het offeren van voedsel of dieren. De mensen probeerden hiermee de levensomstandigheden positief te veranderen.