Je weet nu welk lidwoord voor welk woord hoort. Hiervooor kijk je naar het (biologisch) geslacht van dat woord.
We gaan nu een stapje verder!
Want hoe weet je het geslacht nou als dit woord geen mens of dier is?
Er zijn een aantal eenvoudige regels waaraan je (vaak) kan herkennen welk geslacht een woord heeft.
1) Woorden die eindigen op -ei, -heit, -keit, -ung, -schaft zijn altijd vrouwelijk.
Hier komt dus het lidwoord die voor te staan.
2) Woorden die eindigen op -e zijn bijna altijd vrouwelijk (80% van die woorden)
Hier komt dus het lidwoord die voor te staan.
3) Woorden die in het Nederlands met 'het' beginnen, beginnen in het duits bijna altijd met das.
Voor de overige woorden zul je gewoon de bijbehorende lidwoorden moeten leren, maar met deze regels maak je het voor jezelf wel alvast een stuk makkelijker.